Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven

De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;
Gezien het advies van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten, van 10 mei 1994;

Besluiten:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
de landelijk officier van justitie:

de ambtenaar van het openbaar ministerie die is aangewezen als waarnemend officier van justitie voor alle arrondissementen voor het geven van leiding aan de opsporing van terroristische misdrijven;

b.
verantwoordelijke politiefunctionaris:

de korpschef, bedoeld in artikel 24 onderscheidenlijk 38 van de Politiewet 1993 dan wel de districtscommandant van de Koninklijke marechaussee;

c.
de Dienst Bijzondere Recherchezaken:

het onderdeel van de Divisie Centrale Recherche Informatie van het Korps landelijke politiediensten dat is belast met de in artikel 2 genoemde werkzaamheden.

Paragraaf

2

Landelijke werkzaamheden

Artikel

2

Artikel

3

Paragraaf

3

Informatie-uitwisseling

Artikel

4

De verantwoordelijke politiefunctionarissen zorgen ervoor dat gegevens waarvan kan worden aangenomen dat zij van belang zijn voor de voorkoming en opsporing van terroristische misdrijven, onverwijld ter kennis worden gebracht van de Dienst Bijzondere Recherchezaken.

Artikel

5

Artikel

6

Paragraaf

4

Coördinatie en assistentie bij de opsporing

Artikel

7

Wanneer aan de hand van ter beschikking staande gegevens kan worden vastgesteld dat een terroristisch misdrijf in voorbereiding is, dan wel is gepleegd, zorgt het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken, in overleg met de verantwoordelijke politiefunctionaris, dat het plan ter voorkoming van het misdrijf dan wel ter opsporing van de dader of de daders wordt opgesteld en voorgelegd aan de landelijk officier van justitie.

Artikel

8

Ter aanvulling van ontvangen gegevens en ook overigens zorgt het hoofd van de Dienst Bijzondere Recherchezaken ervoor dat in concrete gevallen op gerichte wijze informatie wordt ingewonnen. Hiertoe onderhoudt de dienst contacten met personen, diensten en instanties die over terzake van belang zijnde gegevens beschikken of kunnen beschikken.

Artikel

9

Indien en zolang ten aanzien van een dreigend terroristisch misdrijf geen verantwoordelijke politiefunctionaris kan worden aangewezen, wordt de Dienst Bijzondere Recherchezaken door de landelijk officier van justitie, onder verstrekking van de nodige aanwijzingen voor de opsporing, met het desbetreffende onderzoek belast.

Artikel

10

Artikel

11

Paragraaf

5

Rapportage

Artikel

12

Paragraaf

6

Slotbepalingen

Artikel

13

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1994.

Artikel

14

Deze regeling wordt aangehaald als:

Samenwerkingsregeling bestrijding terroristische misdrijven.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Justitie a.i.,
De Minister van Binnenlandse Zaken, D.IJ.W. deGraaff