Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
a.
de wet: de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;
-
b.
de houder van de concessie: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet;
-
c.
aanvraag: een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 13a, eerste lid, van de wet;
-
d.
gebruiker: degene die rechtstreeks met de houder van een vergunning of met een van zijn dienstaanbieders een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot de levering van een GSM-dienst, een ERMES-dienst of een DCS 1800-dienst;
-
e.
GSM: het systeem voor openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land, zoals omschreven in de bijlage bij aanbeveling nr. 87/371/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1987, inzake de gecoördineerde invoering van openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap (PbEG L 196) en zoals omschreven in de ERC Decision nr. ERC/DEC/(97)02 van 21 maart 1997;
-
f.
ERMES: het systeem voor een openbare paneuropese semafoondienst te land, zoals omschreven in de bijlage bij aanbeveling nr. 90/543/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 oktober 1990, inzake de gecoördineerde invoering in de Gemeenschap van een openbare paneuropese semafoondienst te land (PbEG L 310);
-
g.
DCS 1800: het systeem voor openbare digitale cellulaire mobiele telecommunicatie te land, zoals gestandaardiseerd door het Europese Telecommunicatie Standaardisatie Instituut (ETSI);
-
h.
college: het college genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit.