Artikel
1
Voor de toepassing van het bij of krachtens de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 bepaalde, worden de navolgende natuurlijke personen als ingezetenen aangewezen, voorzover zij geen ingezetenen zijn ingevolge artikel 1, onder a, ten eerste, van genoemde wet:
-
a.
vrijwillig dienende leden van de Nederlandse krijgsmacht, die zich voor de uitoefening van de dienst in het buitenland bevinden;
-
b.
dienstplichtige leden van de Nederlandse krijgsmacht, die zich voor de uitoefening van de dienst in het buitenland bevinden;
-
c.
burgerpersoneel in dienst van het Ministerie van Defensie, dat bij een onderdeel van de Nederlandse krijgsmacht in het buitenland te werk is gesteld;
-
d.
burgerambtenaren in dienst van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen die zijn geplaatst bij een ten behoeve van de Nederlandse krijgsmacht in het buitenland opgerichte Nederlandse school;
-
e.
Nederlandse personen, werkzaam in dienst van de hiernagenoemde Nederlandse, niet commerciële organisaties, die in het buitenland militaire tehuizen beheren:
-
1.
de Koninklijke Nederlandse Bond ‘Pro Rege’,
-
2.
de Stichting Militaire Tehuizen van het Humanistisch Thuisfront, en,
-
3.
de Stichting Jeugdwerk West-Duitsland;
-
1.
-
f.
de bij een persoon behorende tot één van de hierboven genoemde categorieën inwonende echtgenoot en kinderen; en,
-
g.
naaste bloedverwanten van een persoon behorende tot één van de hierboven genoemde categorieën, die financieel of om gezondheidsredenen afhankelijk zijn voor zodanige personen en die bij zodanige personen in het buitenland wonen.