Besluit van de Minister van Justitie van 19 september 1994, nr. 457711/594/NE, houdende mandaat aan de procureurs-generaal inzake toekenning van politiebevoegdheden aan buitengewoon opsporingsambtenaren
Gezien het verslag van de vergadering van procureurs-generaal van 17 augustus 1994, waarin instemming is betuigd met de mandatering van een deel van de in artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993 omschreven bevoegdheid;
Besluit:
Artikel
1
1
Het College van procureurs-generaal is bevoegd tot het toekennen van de bevoegdheden omschreven in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993 aan de buitengewoon opsporingsambtenaar aan wie het College een akte van opsporingsbevoegdheid heeft verleend.
2
Het College van procureurs-generaal kan bepalen dat het toekennen van de in het eerste lid genoemde bevoegdheden namens het College geschiedt.
Artikel
2
Het College van procureurs-generaal, bedoeld in artikel 1, eerste lid, is namens de Minister bevoegd in en buiten rechte op te treden in zaken, betreffende de in artikel 1, eerste lid genoemde beslissingen.
Artikel
3
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 1994.
Artikel
4
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatsbesluit politiebevoegdheden.
Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad.