Instellingsbesluit Commissie heroverweging instrumentarium rechtshandhaving

De Minister van Justitie,
Overwegende, dat de druk op de strafrechtelijke rechtshandhaving en de toepassing van vrijheidsstraffen onverminderd groot blijft;
dat rechtshandhaving wezenlijk meer omvat dan alleen strafrechtelijke rechtshandhaving;
dat strafrechtelijke rechtshandhaving in beginsel pas aan de orde dient te komen indien andere instrumenten van rechtshandhaving niet adequaat blijken te zijn;
dat het wenselijk is ideeën te ontwikkelen over andere sancties dan strafrechtelijke;
dat voorts binnen het strafrechtelijk sanctiestelsel de vrijheidsstraf als ultimum remedium moet worden beschouwd;
dat het daarom wenselijk is hiervoor alternatieve vormen van strafrechtelijke sancties te ontwikkelen;

Besluit:

Artikel

1

Er is een Commissie heroverweging instrumentarium rechtshandhaving, hierna te noemen de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak aan de Minister van Justitie praktische voorstellen te doen met betrekking tot:

  • a.

    de handhaving van regelgeving anders dan door middel van het strafrecht;

  • b.

    andere vormen van strafrechtelijke sanctionering dan de vrijheidsstraf.

Artikel

3

In de commissie hebben zitting:

a.
als voorzitter:

mr. F. Korthals Altes, oud-Minister van Justitie, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

b.
als leden:
  • mr. R. C. Gisolf, president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam;

  • prof.mr.dr. C.J.M. Schuyt, hoogleraar sociologie, in het bijzonder de bestudering van actuele maatschappelijke vraagstukken, aan de Universiteit van Amsterdam;

  • jhr.mr. J.L. de Wijkerslooth de Weerdesteijn, advocaat te 's-Gravenhage;

c.
als lid, tevens secretaris:

mr. A. Kors, raadadviseur bij de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht van het Ministerie van Justitie;

d.
als adviserend lid:

dr. D.W. Steenhuis, procureur-generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden;

e.
als adjunct-secretaris:

mw. mr. M. Jongeneel-van Amerongen, wetgevingsjuriste bij de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht van het Ministerie van Justitie.

Artikel

4

De commissie is bevoegd deskundigen uit te nodigen om aan de beraadslagingen van de commissie deel te nemen.

Artikel

5

De commissie kan ten behoeve van haar taak voor specifieke vraagstellingen aan derden opdracht geven een onderzoek te verrichten binnen het daarvoor vastgestelde budget.

Artikel

6

De commissie kan zich wenden tot de onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie ressorterende diensten en instellingen voor het verkrijgen van de inlichtingen die zij behoeft.

Artikel

7

De commissie zal vóór 1 juli 1995 haar rapport uitbrengen.

Artikel

8

Dit besluit wordt bekend gemaakt door publikatie in de Staatscourant.

's-Gravenhage
De Minister van Justitie, W.Sorgdrager