Wet van 2 november 1994, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (afvalwater)

Wijzigingswet Wet milieubeheer (afvalwater)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is ter implementatie van enkele bepalingen van richtlijn nr. 91/271/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG L 135) regels te stellen over het brengen van afvalwater in de riolering en daartoe de Wet milieubeheer alsmede de Wet verontreiniging oppervlaktewateren te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelt voor de eerste keer uiterlijk op 30 juni 1995 een rapport vast over de situatie met betrekking tot de inzameling en het transport van afvalwater en de afvoer van slib, als bedoeld in artikel 10.16c van de Wet milieubeheer.

Artikel

III

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IV

Artikel

V

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VI

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Margaretha de Boer
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager