Regeling wijze van keuren niet-periodiek-keuringsplichtige voertuigen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Besluit;

Artikel

1

Deze regeling is van toepassing op:

  • a.

    motorfietsen;

  • b.

    bromfietsen, en

  • c.

    aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, doch niet meer dan 3500 kg, met uitzondering van aanhangwagens achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid.

Artikel

2

In het kader van de toelating van een motorfiets tot het verkeer op de weg alsmede na invordering van het kentekenbewijs, wordt de keuring, voor wat betreft de eisen neergelegd in Hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, verricht op de wijze zoals bepaald in bijlage I. In deze bijlage worden in de linkerkolom de keuringseisen en in de rechterkolom de daarbij behorende wijze van keuren weergegeven.

Artikel

2a

In het kader van de toelating van een bromfiets tot het verkeer op de weg alsmede na invordering van het kentekenbewijs, wordt de keuring, voor wat betreft de eisen neergelegd in hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, verricht op de wijze zoals bepaald in bijlage IA. In deze bijlage worden in de linkerkolom de keuringseisen en in de rechterkolom de daarbij behorende wijze van keuren weergegeven.

Artikel

3

In het kader van de toelating van een aanhangwagen, bedoeld in artikel 1, onder b, tot het verkeer op de weg alsmede na invordering van het kentekenbewijs, wordt de keuring, voor wat betreft de eisen neergelegd in Hoofdstuk 5 van het Voertuigreglement, verricht op de wijze zoals bepaald in bijlage II. In deze bijlage worden in de linkerkolom de keuringseisen en in de rechterkolom de daarbij behorende wijze van keuren weergegeven.

Artikel

4

Artikel

6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling wijze van keuren niet-periodiek-keuringsplichtige voertuigen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, A.Jorritsma-Lebbink

Bijlage

I

behorende bij artikel 2

0. Algemeen

Artikel 5.4.1

onderdeel a.

Visuele controle.

onderdelen b en c.

Visuele controle.

onderdeel d.

Visuele controle.

De in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerken zijn:

  • 1.

    voor kentekenplaten volgens de modellen 1.1 tot en met 10.1 van de bijlage bij de regeling kentekens en kentekenplaten:

  • 2.

    voor kentekenplaten volgens de modellen 11.1 tot en met 18.2 van de bijlage bij de Regeling kentekens en kentekenplaten:

  • 3.

    voor kentekenplaten volgens de modellen 27.1 tot en met 27.17 en 27.24 tot en met 27.31 van de bijlage bij deRegeling kentekens en kentekenplaten

onderdeel e.

Visuele controle, waarbij de waarnemer op een afstand van 20,00 m vóór dan wel achter het voertuig staat.

1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.4.3

lid 1. onderdeel a.

Visuele controle.

onderdeel b.

Visuele controle. Bij twijfel in hoeverre een onderdeel is doorgeroest, mag de roest in lichte mate worden beklopt met een hamertje met bolle of afgeronde kop.

onderdeel c.

Visuele controle. Bij twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

lid 2.

Visuele controle.

Artikel 5.4.4

Visuele controle.

2. Afmetingen en massa's

Artikel 5.4.6

leden 1 en 2.

In geval van twijfel wordt de motorfiets gemeten, waarbij artikel 1.2 van het Voertuigreglement van toepassing is.

3. Motor

Artikel 5.4.9

lid 1.

Visuele controle van alle aanwezige brandstofsystemen.

lid 2.

Visuele controle. Een LPG-installatie wordt gecontroleerd met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt, waarbij het contact moet zijn ingeschakeld.

lid 3.

Visuele controle.

Artikel 5.4.10

lid 1.

leden 2, en 3, onderdelen a, b, c en d.

Visuele controle.

lid 3, onderdeel e.

Visuele controle, zo nodig terwijl de motorfiets zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt de motor gestart waarna de handrem wordt aangetrokken en de hoogste versnelling wordt ingeschakeld. Met behulp van de koppeling de motor laten afslaan waarna de bekrachtiging moet wegvallen. Indien een controle op deze wijze niet mogelijk is, wordt de motor gestart en nadat is overgeschakeld op LPG wordt gecontroleerd of de spoel is bekrachtigd; daarna wordt met het contact uitgeschakeld gecontroleerd of de bekrachtiging is weggevallen.

lid 3, onderdeel f.

Visuele controle.

lid 3, onderdeel g.

Visuele controle. Hierbij wordt het contact ingeschakeld en wordt gecontroleerd of de spoel wordt bekrachtigd. Vervolgens wordt het contact uitgeschakeld en wordt gecontroleerd of de bekrachtiging wegvalt.

leden 4, 5 en 6.

Visuele controle.

Artikel 5.4.11

lid 1.

Visuele en auditieve controle.

lid 2.

Visuele controle.

lid 3.

lid 4.

De artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.5 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

Artikel 5.4.12

leden 1 en 2.

Visuele controle.

Artikel 5.4.13

Visuele controle.

4. Krachtoverbrenging

Artikel 5.4.15

1. De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd, waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.

2. Indien op grond van een ander keuringsvoorschrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.

Artikel 5.4.16

Visuele controle.

5. Assen

Artikel 5.4.18

lid 1.

Visuele controle.

lid 2.

Visuele controle.

lid 3.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

lid 4.

Visuele controle.

Artikel 5.4.21

In geval van twijfel wordt de wielbasis gemeten, waarbij artikel 1.3, eerste lid, van het Voertuigreglement van toepassing is.

Artikel 5.4.24

Visuele controle.

6. Ophanging

Artikel 5.4.27

lid 1.

Visuele controle.

lid 2 en 3.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

lid 4.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.

leden 5 en 6.

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

lid 7.

Visuele controle, waarbij artikel 3.2.6 van de Regeling permanente eisen van toepassing is.

Artikel 5.4.28

lid 1.

Visuele controle, waarbij de motorfiets enkele malen wordt ingeveerd. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

lid 2.

Visuele controle.

7. Stuurinrichting

Artikel 5.4.29

lid 1.

Visuele controle.

lid 2.

Visuele controle, waarbij het voorwiel naar de uiterste linker- en rechterstuurstand wordt bewogen, terwijl de massa van de motorfiets op de grond rust.

lid 3.

Visuele controle, waarbij de motorfiets voorwaarts wordt bewogen en de voorwielrem in werking wordt gesteld, dan wel het voorwiel wordt ontlast en de voorvork wordt bewogen.

8. Reminrichting

Artikel 5.4.31

lid 1. onderdelen a, b en c.

Visuele controle.

onderdeel d.

Visuele controle terwijl het remsysteem onder druk wordt gezet, hierna aangeduid met “drukproef”. Het rempedaal wordt langzaam ingetrapt, totdat een kracht van 500 N (50 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Bij een remhandel wordt de drukproef uitgevoerd met maximale handkracht.

lid 2.

Controle waarbij het rempedaal wordt ingetrapt met een kracht van ten hoogste 500 N (50 kg).

leden 3 en 4.

Visuele controle.

lid 5.

Visuele controle, waarbij de rem wordt bediend.

lid 6.

Controle door de wielen vrij van de vloer of hefinrichting met de hand rond te draaien.

lid 7.

Visuele controle. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt de rem in werking gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

lid 8.

Visuele controle.

lid 9.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimum aanduiding mag bevinden.

Artikel 5.4.38

leden 1 en 2.

Controle door middel van een remproef op de weg, waarbij aan de hand van de afgelegde remweg wordt bepaald of aan de vereiste remvertraging wordt voldaan. De snelheid bij aanvang van de remproef moet ongeveer 40 km/h bedragen. De maximale bedieningskrachten, vermeld in het vijfde lid van artikel 5.4.38 van het Voertuigreglement, moeten in acht worden genomen.

leden 3 en 4.

Controle door middel van een remproef op de weg, waarbij aan de hand van de afgelegde remweg wordt bepaald of aan de vereiste remvertraging wordt voldaan. De snelheid bij aanvang van de remproef moet ongeveer 40 km/h bedragen.

lid 5.

9. Carrosserie

Artikel 5.4.41

lid 1.

Visuele controle, waarbij het stuur naar de uiterste linker- en rechterstuurstand wordt bewogen en de handels van de koppeling en reminrichting worden bediend.

lid 2.

Visuele controle.

Artikel 5.4.45

leden 1 tot en met 4.

Visuele controle.

Artikel 5.4.46

leden 1, en 2.

Visuele controle.

Artikel 5.4.48

leden 1, 2 en 3.

Visuele controle.

10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.4.51

onderdelen a. tot en met g.

Visuele controle.

Artikel 5.4.52.

onderdelen a. en b.

Visuele controle.

Artikel 5.4.53

leden 1, 2 en 3.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

lid 4.

Visuele controle, waarbij het rempedaal wordt ingetrapt dan wel de remhandel wordt bediend, zonodig nadat het contact is ingeschakeld.

lid 5.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

Artikel 5.4.55

lid 1.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

leden 2 en 3.

Visuele controle.

lid 4.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

leden 5 en 6.

Visuele controle.

lid 7.

Visuele controle, waarbij het rempedaal wordt ingetrapt dan wel de remhandel wordt bediend, waarbij zonodig het contact is ingeschakeld.

Artikel 5.4.56

lid 1.

  • 1.

    De stand van de lichtbundel van het dimlicht wordt gecontroleerd met behulp van een koplamptestapparaat of een verlichtingsscherm, waarbij de motorfiets en het koplamptestapparaat op een vlakke en horizontale vloer zijn geplaatst.

  • 2.

    Bij de controle bedoeld in punt 1 moet

    • a.

      het voorwiel in de stand van rechtuitrijden staan,

    • b.

      een persoon op de motorfiets zitten, en moeten

    • c.

      de banden op de juiste spanning zijn.

lid 2.

Visuele controle.

Artikel 5.4.57

lid 1

onderdelen a. tot en met j.

Visuele controle.

leden 2 en 3.

Visuele controle.

Artikel 5.4.58

leden 1 en 2.

Visuele controle.

Artikel 5.4.59

leden 1 tot en met 4.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

lid 5.

De wijze van keuren bij het tweede, derde en vierde lid van artikel 5.4.55 van het Voertuigreglement is van toepassing.

lid 6.

De wijze van keuren bij het eerste tot en met vijfde lid van artikel 5.4.55 van het Voertuigreglement is van toepassing.

Artikel 5.4.62

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

Artikel 5.4.64

Visuele controle.

Artikel 5.4.65

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje zijn verwijderd.

Artikel 5.4.66

lid 1.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

lid 2, onderdeel a.

Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

lid 2, onderdeel b.

Een afneembare kogel wordt, indien aanwezig, verwijderd en wederom aangebracht.

12. Diversen

Artikel 5.4.71

lid 1.

Auditieve controle, waarbij de hoorn in werking wordt gesteld.

leden 2 en 3.

Visuele en auditieve controle.

Bijlage

IA

, behorende bij artikel 2a

0. Algemeen

Artikel 5.6.1

Onderdelen a, b en e.

Visuele controle.

Onderdeel c.

Visuele controle.

Het in artikel 5 van het Kentekenreglement voorgeschreven goedkeuringsmerk is:

Zie afbeelding onder deze tabel.

Onderdeel d.

Visuele controle, waarbij de waarnemer op een afstand van 20,00 m achter het voertuig staat.

1. Algemene bouwwijze van het voertuig

Artikel 5.6.3

Lid 1. Onderdeel a.

Visuele controle.

Onderdeel b.

Visuele controle. Bij twijfel in hoeverre een onderdeel is doorgeroest, mag de roest in lichte mate worden beklopt met een hamertje met bolle of afgeronde kop.

Lid 2. Onderdeel a.

Visuele controle.

Onderdeel c.

Visuele controle. Bij twijfel in hoeverre een onderdeel is doorgeroest, mag de roest in lichte mate worden beklopt met een hamertje met bolle of afgeronde kop.

Lid 3.

Visuele controle.

Lid 4.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de regeling permanente eisen.

Artikel 5.6.4

Leden 1 en 2.

Visuele controle.

§2. Afmetingen

Artikel 5.6.6

Leden 1 en 2.

In geval van twijfel wordt de motorfiets gemeten, waarbij artikel 1.2 van het Voertuigreglement van toepassing is.

§3. Motor

Artikel 5.6.8

Lid 1.

De artikelen 3.4.6 tot en met 3.4.9 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

Lid 2.

Visuele controle, waarbij eventuele aanwezige voorzieningen worden bediend of ingeschakeld. Eventueel wordt de meting opnieuw uitgevoerd.

Lid 3.

Artikel 5.6.9

Leden 1,2 en 3.

Visuele controle.

Artikel 5.6.11

Lid 1.

Visuele en auditieve controle.

Lid 2.

Visuele controle.

Lid 3.

Leden 4 en 5.

De artikelen 3.4.10 tot en met 3.4.13 van de Regeling permanente eisen zijn van toepassing.

Lid 6.

Artikel 5.6.12

Leden 1 en 2.

Visuele controle.

Artikel 5.6.13

Visuele controle.

§4. Krachtoverbrenging

Artikel 5.6.15

De afleesbaarheid wordt visueel gecontroleerd, waarbij de verlichting wordt ingeschakeld.

Indien op grond van een ander keuringsvoorschrift een rijproef wordt uitgevoerd, wordt daarbij de werking van de snelheidsmeter gecontroleerd.

Artikel 5.6.16

Visuele controle.

Artikel 5.6.18

Lid 1.

Visuele controle.

Lid 2.

Visuele controle.

Lid 3.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

Lid 4.

Visuele controle.

Artikel 5.6.19

Lid 1.

Visuele controle.

Lid 2.

Visuele controle.

Lid 3.

Visuele controle.

Voor het zichtbaar maken van:

a. axiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

b. radiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig of met behulp van een spelingsdetector bewogen;

c. axiale en radiale speling van fusee en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel en opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeen komen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

d. radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Lid 4.

Indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

Lid 5.

Artikel 5.6.20

Lid 1 onderdeel a.

Visuele controle.

Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom, bijvoorbeeld een koevoet, haaks op de draairichting bewogen.

In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

Bij bestuurde wielen moet:

a. één maal in ongeremde toestand, voor de bepaling van de speling van de wiellager en de fusee tezamen, en

b. één maal in geremde toestand, voor de bepaling van de speling van de fusee, worden gemeten.

Op de speling is artikel 2.5.5 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Lid 1. Onderdeel b.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur. Zo nodig wordt een rijproef uitgevoerd.

Lid 2.

Artikel 5.6.24

Visuele controle, terwijl het wiel vrij kan ronddraaien.

Artikel 5.6.27

Lid 1.

Visuele controle.

Leden 2 tot en met 5

Visuele controle, waarbij het wiel wordt rondgedraaid.

Artikel 5.6.28

Lid 1.

Visuele controle, waarbij de bromfiets enkele malen wordt ingeveerd. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

Lid 2.

Visuele controle.

Artikel 5.6.29

Lid 1. Onderdeel a.

Visuele controle.

Lid 1. Onderdeel b.

Visuele controle, waarbij het voorwiel naar de uiterste linker- en rechterstuurstand wordt bewogen, terwijl de massa van de bromfiets op de grond rust.

Lid 1. Onderdeel c.

Visuele controle, waarbij de bromfiets voorwaarts wordt bewogen en de voorwielrem in werking wordt gesteld, dan wel het voorwiel wordt ontlast en de voorvork wordt bewogen.

Lid 2. Onderdeel a.

Visuele controle, waarbij met de wielen in de stand van rechtuitrijden, het stuurwiel naar links en naar rechts wordt gedraaid met een hoekverdraaiing van ten hoogste 15º, zo nodig met draaiende motor. De bestuurde wielen moeten hierbij van stand veranderen.

Lid 2. Onderdeel b.

Visuele controle, waarbij de stuurbekrachtiging buiten werking is gesteld. De bestuurde wielen worden naar de uiterste linker- en rechterstuurstand bewogen waarbij de bestuurde wielen gedeeltelijk mogen worden ontlast.

Lid 2. Onderdeel c.

Visuele controle. Terwijl de massa van de bromfiets op de wielen rust, wordt het stuurwiel met krachtige korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

Lid 2. Onderdeel d.

Visuele controle.

Lid 2. Onderdeel e.

Visuele controle. Hierbij wordt het stuurwiel langzaam naar links en naar rechts gedraaid en axiaal bewogen.

Lid 2. Onderdeel f.

Visuele controle. Op scheuren dan wel het loslaten van de vulcanisatie is artikel 2.7.2 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Lid 2. Onderdeel g.

Visuele controle. Voor het zichtbaar maken van:

a. radiale speling wordt het stuurwiel met krachtige, korte bewegingen naar links en naar rechts gedraaid terwijl de massa van de bromfiets op de wielen rust

b. axiale speling worden op de stuurkogel of stuurverbinding trek- en drukkrachten uitgeoefend.

In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

Op de speling is artikel 2.7.3 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Lid 2. Onderdeel h.

Visuele controle indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, vindt visuele controle plaats.

Lid 3.

Artikel 5.6.31

Lid 1. Onderdelen a,b en c.

Visuele controle.

Lid 1. Onderdeel d.

Visuele controle terwijl het remsysteem onder druk wordt gezet, hierna aangeduid met 'drukproef'. Het rempedaal wordt, bij een hydraulisch remsysteem langzaam, ingetrapt totdat een kracht van 500 N (50 kg) op het pedaal wordt uitgeoefend. Deze kracht wordt gedurende ongeveer 10 seconden uitgeoefend waarbij het pedaal niet op de aanslag mag komen. Bij een remhandel moet de drukproef worden uitgevoerd met de maximale handkracht.

Lid 2.

Controle waarbij het rempedaal wordt ingetrapt met een kracht van ten hoogste 500 N (50kg). Bij een remhandel moet dit worden uitgevoerd met de maximale handkracht.

Lid 3.

Visuele controle.

Lid 4. Onderdeel a.

Visuele controle.

Lid 4. Onderdeel b.

Visuele controle, waarbij de bestuurde wielen naar de uiterste linker- en rechterstuurstand worden gebracht.

Lid 4. Onderdeel c.

Visuele controle.

Lid 5.

Visuele controle, waarbij de rem wordt bediend.

Lid 6.

Visuele controle. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt de rem in werking gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

Lid 7.

Visuele controle.

Lid 8.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.

Artikel 5.6.38

Lid 1. Onderdeel a, b en c. en Lid 2 en 3.

Controle door middel van een remproef op de weg, waarbij aan de hand van de afgelegde remweg wordt bepaald of aan de vereiste remvertraging wordt voldaan. De snelheid bij aanvang van de remproef moet ongeveer 25 km/h bedragen bij een bromfiets met een door de constructie bepaalde snelheid van 25 km/h onderscheidenlijk 40 km/h voor een bromfiets met een door de constructie bepaalde snelheid van 45 km/h. Tevens is het ook toegestaan om bij bromfietsen op meer dan 2 wielen een zelfregistrerende remvertragingsmeter te gebruiken.

Lid 4.

Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt het rempedaal licht ingetrapt dan wel de remhandel licht ingedrukt, en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd.

Artikel 5.6.39

Terwijl twee wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt de vastzetinrichting onderscheidenlijk vergrendeling in werking gesteld, waarna gecontroleerd wordt of een van de assen wordt geremd.

Artikel 5.6.41

Leden 1 en 2.

Visuele controle.

Lid 3.

Visuele controle, waarbij de deuren worden geopend en gesloten.

Lid 4.

Visuele controle, waarbij de motorkap of het kofferdeksel worden geopend en gesloten.

Lid 5.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

Lid 6.

Artikel 5.6.43

Lid 1.

Visuele controle. Indien bij het in werking stellen van de installatie ten minste één stand werkt, blijft verdere controle achterwege.

Lid 2.

Visuele controle, waarbij de installatie in werking wordt gesteld.

Artikel 5.6.45

Leden 1,2,3 en 4.

Visuele controle.

Artikel 5.6.46

Leden 1 en 2.

Visuele controle.

Artikel 5.6.47

Leden 1 en 2.

Visuele controle.

Lid 3.

Visuele controle, waarbij een eventuele rolgordel volledig wordt uitgetrokken. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

Lid 4.

Visuele controle. Hierbij wordt de gordel in de sluiting gebracht. Indien de gordel is voorzien van een oprolmechanisme wordt de gordel omgedaan. De blokkering wordt gecontroleerd door te rukken aan de gordel; indien dit geen uitsluitsel biedt wordt tijdens een remproef op de weg het blokkeren van de gordel gecontroleerd.

Artikel 5.6.48

Leden 1,2 en 3.

Visuele controle.

Artikel 5.6.51

Leden 1 en 2.

Visuele controle.

Artikel 5.6.52

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

Artikel 5.6.53

Lid 1,2 en 3.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

Lid 4.

Visuele controle, waarbij het rempedaal wordt ingetrapt dan wel de remhandel wordt bediend, zonodig nadat het contact is ingeschakeld.

Lid 5.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

Artikel 5.6.55

Lid 1.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld. De schakelaar moet automatisch in de ingeschakelde stand blijven staan.

Lid 2.

Visuele controle.

Lid 3.

Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of bewerkt is artikel 2.10.12 van de Regeling permanente eisen van toepassing.

Lid 4.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

Lid 5.

Visuele controle, voorzover het lichtdoorlatende gedeelte betreft, mogen tot maximaal 25% zijn afgeschermd door bijvoorbeeld rasters en spijltjes. Deze afscherming mag niet zodanig zijn aangebracht dat de functie van de retroreflectoren en de lichten wezenlijk wordt beïnvloed.

Lid 6.

Visuele controle.

Lid 7.

Visuele controle, waarbij het rempedaal wordt ingetrapt dan wel de remhandel afzonderlijk wordt bediend, zonodig nadat het contact is ingeschakeld.

Artikel 5.6.57

Lid 1.

Visuele controle.

Lid 2.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

Lid 3.

Visuele controle.

Artikel 5.6.58

Lid 1.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

Lid 2.

Visuele controle.

Artikel 5.6.59

Leden 1,2,3,4 en 5.

Visuele controle.

Artikel 5.6.64

Leden 1 en 2

Visuele controle.

Artikel 5.6.65

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, moet de bedrading van deze armaturen zijn losgenomen en het lampje verwijderd.

Artikel 5.6.66

Lid 1.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle op de wijze zoals bepaald in hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

Lid 2. Onderdeel a.

Het bolvormige gedeelte wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

Lid 2. Onderdeel b.

Een afneembare kogel wordt, indien aanwezig, verwijderd en wederom aangebracht.

Artikel 5.6.71

Lid 1.

Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn dan wel bel in werking wordt gesteld

Leden 2 en 3.

Visuele en auditieve controle.

Bijlage

II

behorend bij artikel 3

Artikel 5.12.7

leden 1 en 2.

In geval van buitensporige wijziging van de inrichting wordt de aanhangwagen gewogen.

5. Assen

Artikel 5.12.18.

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en, indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle overeenkomstig hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

leden 2, 3 en 4.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 5.

Artikel 5.12.19.

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 2.

  • 1.

    De wijze van keuren bij het eerste lid is van toepassing.

  • 2.

    Voor het zichtbaar maken van:

    • a.

      axiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel ontlast en op en neer bewogen dan wel ontlast en langzaam weer belast;

    • b.

      radiale speling van fuseepennen, -lageringen en -bussen, wordt elk wiel gedeeltelijk ontlast en handmatig dan wel met behulp van een spelingsdetector bewogen;

    • c.

      axiale en radiale speling van fuseekogels en overige kogelgewrichten, wordt elke kogel ten opzichte van de draagarm in elke richting bewogen; bij deze controle moet de stand van de wielophanging zoveel mogelijk overeenkomen met de rijpositie en moeten de kogels zoveel mogelijk onbelast zijn;

    • d.

      radiale speling van de overige draaipunten, wordt elk draaipunt in radiale richting ten opzichte van de bevestiging bewogen met behulp van een spelingsdetector dan wel handmatig.

  • 3.

    In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

  • 4.

    Op de speling zijn de artikelen 2.5.2 tot en met 2.5.4 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing.

lid 3.

Visuele controle indien de hoes is beschadigd of ontbreekt, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 4.

Artikel 5.12.20

lid 1.

  • 1.

    Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

  • 2.

    Voor de controle van de speling moet elk wiel vrij kunnen ronddraaien en wordt elk wiel met de hand of met behulp van een hefboom haaks op de draairichting bewogen.

  • 3.

    In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

  • 4.

    De meting vindt plaats op een zo groot mogelijke afstand van de hartlijn van de as.

  • 5.

    Op de speling is artikel 2.5.5 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing.

lid 2.

Visuele en auditieve controle, waarbij het wiel moet worden rondgedraaid, al dan niet met behulp van apparatuur.

lid 3.

Artikel 5.12.21

In geval van twijfel wordt de wielbasis gemeten, waarbij artikel 1.3, eerste lid, van het Voertuigreglement van toepassing is.

Artikel 5.12.24

leden 1 en 2.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt en het wiel vrij kan ronddraaien.

Artikel 5.12.26

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

6. Ophanging

Artikel 5.12.27

lid 1.

Visuele controle.

leden 2 en 3.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel moet worden rondgedraaid.

lid 4.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij het wiel moet worden rondgedraaid. In geval van twijfel wordt de profieldiepte gemeten met de profieldieptemeter.

lid 5.

De wijze van keuren bij het tweede en derde lid is van toepassing.

lid 6.

Visuele controle.

lid 7.

Visuele controle, waarbij artikel 2.6.1 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing is.

lid 8.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 9.

Artikel 5.12.28

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

lid 2.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging, geschiedt de controle overeenkomstig hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

lid 3.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd.

lid 4.

De wijze van keuren bij het tweede lid is van toepassing.

lid 5.

7. Stuurinrichting

Artikel 5.12.29

lid 1.

lid 2.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

leden 3, 4, 5, 6 en 7.

Artikel 5.12.30

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 2.

  • 1.

    Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

  • 2.

    Het zichtbaar maken van de speling geschiedt op de volgende wijze:

    • a.

      door middel van een hefboom of koevoet, dan wel

    • b.

      door het chassis te heffen.

  • 3.

    In geval van twijfel wordt de speling gemeten met een geschikt meetmiddel.

lid 3.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie geschiedt de controle overeenkomstig hoofdstuk 2, titel 2, van de Regeling permanente eisen.

lid 4.

8. Reminrichting

Artikel 5.12.31

lid 1.

onderdeel a.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle overeenkomstig hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

onderdeel b.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien sprake is van corrosie aan de remleiding of remschijf zijn de artikelen 2.8.2 en 2.8.3 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing.

onderdeel c.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

onderdeel d.

Visuele controle of auditieve controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Bij een geheel of gedeeltelijk drukluchtremsysteem moet, indien mogelijk met de drukluchtremkrachtregelaar(s) in de stand van vol doorsturen, de maximale remdruk snel worden ingestuurd door het rempedaal van het trekkende voertuig snel in te trappen dan wel door druk vanuit een externe bron snel in te sturen. Indien de aanhangwagen is voorzien van een hydraulisch remsysteem moet het remsysteem met behulp van het trekkende voertuig onder druk worden gebracht aan de hand van de wijze van keuren behorende bij artikel 5.3.31, eerste lid, onderdeel d, van het Voertuigreglement, zoals voorgeschreven in de Regeling wijze van keuren APK.

lid 2. onderdeel a.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien een remslang is misvormd zijn de artikelen 2.8.4 en 2.8.6 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing.

onderdelen b en c.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 3.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 4.

Controle door de wielen vrij van de grond of hefinrichting met de hand dan wel met behulp van een wielspinner rond te draaien.

lid 5.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, moet de rem in werking worden gesteld terwijl het wiel met de hand of met behulp van een wielspinner wordt rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

lid 6.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 7.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. De hoezen moeten worden gecontroleerd voor zover dit mogelijk is zonder demontage.

lid 8.

Visuele controle terwijl het trekkende voertuig met de aangekoppelde aanhangwagen eerst achteruitrijdt en vervolgens vooruitrijdt waarna wordt geremd. De oplooprem moet dan normaal functioneren.

lid 9.

Artikel 5.12.35

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 2.

Visuele controle met behulp van manometers, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking moet worden gesteld. Indien mogelijk wordt de controle ook uitgevoerd wanneer de drukluchtremkrachtregelaar de volle druk doorstuurt. Controle op het goed functioneren kan achterwege blijven indien de controle is uitgevoerd overeenkomstig de wijze van keuren, bedoeld in lid 3.

lid 3.

  • 1.

    Visuele controle op de aanwezigheid, waarbij het merk en type van de drukluchtremkrachtregelaars mag afwijken.

  • 2.

    Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast kan worden vastgesteld, vindt de controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld waarbij de afstelling ten hoogste 0,5 bar mag afwijken van de gegevens op de plaat. De volgende twee afstellingen moeten ten minste worden gecontroleerd

    • a.

      de stand waarin de regelaars zich bevinden behorende bij de vastgestelde aslast, en

    • b.

      de stand van de regelaars wanneer deze de volle druk doorsturen, voorzover dit mogelijk is zonder demontage.

  • 3.

    Indien ter plaatse de daadwerkelijke aslast niet kan worden vastgesteld, vindt een globale controle van de afstelling van de drukluchtremkrachtregelaars plaats met behulp van manometers, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Hierbij wordt de rem in werking gesteld. Bij een niet maximaal belaste as wordt de werking van de regelaars gecontroleerd door:

    • a.

      de druk te meten die de regelaars doorsturen in de stand waarin deze zich dan bevindt; en

    • b.

      de afstelling te meten van de stand waarin de regelaars de volle druk doorsturen, voorzover mogelijk zonder demontage.

      De volgens punt b, gemeten druk moet hoger zijn dan de druk die is vastgesteld volgens punt a. Indien de betreffende as nagenoeg maximaal is belast, mag de volgens punt b gemeten druk gelijk zijn aan de vastgestelde druk volgens punt a.

lid 4.

Visuele controle, waarbij het ontwateringsventiel, indien mogelijk, moet worden bediend.

Artikel 5.12.36

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking moet worden gesteld.

lid 2.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de rem in werking moet worden gesteld. In geval van twijfel moet worden gemeten.

Artikel 5.12.38

leden 1, 2 en 3.

Indien de aanhangwagen voldoet aan artikel 5.12.38, vierde lid, van het Voertuigreglement blijft controle hierop achterwege.

lid 4.

Terwijl de wielen zich vrij van de grond of van de hefinrichting bevinden, wordt:

  • a.

    indien de aanhangwagen is voorzien van een drukluchtremsysteem, de bedrijfsrem bediend en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd;

  • b.

    indien de aanhangwagen is voorzien van een oploopreminrichting, de vastzetinrichting bediend en wordt gecontroleerd of elk wiel wordt geremd.

lid 5.

1. Indien de aanhangwagen is voorzien van een drukluchtremsysteem en de aanhangwagen voldoet aan artikel 5.12.35, tweede en derde lid, van het Voertuigreglement en aan artikel 5.12.38, zesde lid, van het Voertuigreglement blijft controle hierop achterwege.

2. Indien de aanhangwagen is voorzien van een oploopreminrichting blijft controle hierop achterwege.

lid 6.

1. Indien de aanhangwagen is voorzien van een drukluchtremsysteem is artikel 2.8.55 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing.

2. Indien de aanhangwagen is voorzien van een oploopreminrichting blijft controle hierop achterwege.

lid 7.

Artikel 5.12.39

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt, waarbij de vastzetinrichting wordt bediend.

lid 2.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven

een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

Artikel 5.12.40

lid 1.

Visuele controle, terwijl de luchtslang van de voorraad tussen het trekkende voertuig of een andere externe bron en de aanhangwagen wordt losgenomen.

lid 2.

Indien een losknop aanwezig is, moet deze, nadat de luchtslang van de voorraad is losgekoppeld, eerst worden bediend en moet vervolgens de luchtslang van de voorraad worden aangesloten. Hierbij moet de losknop terugkeren in zijn oorspronkelijke stand.

leden 3 en 4.

Visuele controle.

9. Carrosserie

Artikel 5.12.41

Visuele controle, waarbij de deuren en laadbakkleppen worden geopend en gesloten.

Artikel 5.12.48

leden 1, 2 en 3.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

lid 4.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.18 tot en met 2.9.22 alsmede artikel 2.9.30 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing zijn.

lid 5.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.9.23 tot en met 2.9.30 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing zijn.

leden 6 en 7.

Visuele controle.

lid 8.

Artikel 5.12.49

leden 1, 2, 3, 4 en 5.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

leden 6, 7 en 8.

Visuele controle.

10. Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

Artikel 5.12.51

onderdelen a. tot en met h.

Visuele controle.

onderdeel i.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.5 tot en met 2.10.8 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing zijn.

onderdeel j.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

onderdeel k.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.3 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

onderdeel l.

Artikel 5.12.53

leden 1, 2, 3, 4, 5 en 6.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

lid 7.

Visuele controle.

Artikel 5.12.55

lid 1.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

lid 2.

Visuele controle. Indien sprake is van corrosie ter plaatse van de bevestiging geschiedt de controle overeenkomstig hoofdstuk 2, titel 2 van de Regeling permanente eisen.

lid 3.

Visuele controle. Indien het glas is beschadigd of bewerkt is artikel 2.10.12 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing.

lid 4.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

leden 5 en 6.

Visuele controle.

lid 7.

Artikel 5.12.57

lid 1, onderdelen a tot en met c.

Visuele controle.

onderdeel d.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

onderdeel e.

Visuele controle, waarbij de artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.4 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing zijn. In geval van twijfel wordt gemeten.

onderdelen f tot en met i.

Visuele controle.

leden 2 tot en met 6.

Visuele controle.

lid 7.

Artikel 5.12.59

leden 1, 2 en 3.

Visuele controle, waarbij de desbetreffende verlichting wordt ingeschakeld.

lid 4.

De wijze van keuren bij tweede, derde, vierde en zevende lid van artikel 5.12.55 van het Voertuigreglement, is van toepassing.

Artikel 5.12.61

leden 1 en 2.

Visuele controle. In geval van twijfel wordt gemeten.

lid 3.

Artikel 5.12.65

Visuele controle. Indien verlichtingsarmaturen aanwezig zijn die niet zijn voorgeschreven dan wel toegestaan, wordt de aanhangwagen hierop niet verder gecontroleerd indien de bedrading van deze verlichtingsarmaturen is losgenomen en het lampje is verwijderd.

11. Verbinding tussen trekkend motorrijtuig en aanhangwagen

Artikel 5.12.66

lid 1.

Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

lid 2.

Visuele controle.

lid 3.

In geval van twijfel wordt met behulp van een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalen rei gemeten.

leden 4, 5 en 6.

Visuele controle.

Artikel 5.12.67

Visuele controle, waarbij de sluit- en borginrichting met behulp van een koppelingskogel wordt gecontroleerd.

Artikel 5.12.68

lid 1, onderdeel a.

Er wordt in alle richtingen gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.

onderdeel b.

Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

lid 2, onderdeel a.

Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.

onderdeel b.

Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

lid 3, onderdeel a.

Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber.

onderdeel b.

Ter plaatse van de slijtagevlakken wordt gemeten met een geschikt meetmiddel.

leden 4 en 5.

Visuele controle.

Artikel 5.12.69

leden 1 en 2.

Er wordt gemeten met een geschikt meetmiddel, bijvoorbeeld een kaliber, waarbij het meetgedeelte van het gereedschap ter plaatse van de koppelingspen ten minste 2 mm en ten hoogste 4 mm dik is.

lid 3.

In geval van twijfel wordt met behulp van een geschikt meetmiddel en een aanliggende stalen rei in alle richtingen en zo dicht mogelijk bij de koppelingspen gemeten, waarbij de artikelen 2.11.6, 2.11.7 en 2.11.8 van de Regeling permanente eisen van overeenkomstige toepassing zijn.

lid 4.

Artikel 5.12.70

De artikelen 2.11.3, 2.11.5 en 2.11.8 van de Regeling permanente eisen zijn van overeenkomstige toepassing.