Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 17 juni 1994, Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. CW94/U627;
Gelet op de artikelen III en VII van de rijkswet van 15 april 1994 houdende wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden (Stb. 1994, 350);
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 4 augustus 1994, No. W04.94.0410/K);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 16 november 1994, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur, nr. KP94/71;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;