Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten

Hoofdstuk

1

Afschrift gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens

Artikel

1

Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, dient, indien in het kader van deze regeling een legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, d, of e, wordt overgelegd, tevens een origineel en actueel de aanvrager betreffend gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de basisadministratie persoonsgegevens dat niet ouder is dan drie maanden, te worden overgelegd.

Hoofdstuk

2

Aanvraag deel II van een kentekenbewijs

Artikel

2

Aanvrager natuurlijke persoon

Artikel

3

Aanvrager ingeschreven rechtspersoon

Artikel

4

Aanvrager niet-ingeschreven rechtspersoon

Hoofdstuk

3

Vervallen

Artikel 5

Vervallen

Artikel 6

Vervallen

Artikel 7

Vervallen

Hoofdstuk

4

Aanvraag (opheffing) schorsing en vervangend deel II voor versleten of geheel of ten dele onleesbaar deel II

Artikel

8a

Aanvrager natuurlijke persoon

Indien de aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijke persoon door een door deze gemachtigde, dienen bij de aanvraag de volgende documenten te worden overgelegd:

Artikel

8b

Aanvrager ingeschreven rechtspersoon

Artikel

8c

Aanvrager niet-ingeschreven rechtspersoon

Indien de aanvraag wordt ingediend namens een rechtspersoon als bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de wet, door een gemachtigde, dient bij de aanvraag een van de in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, genoemde legitimatiebewijzen van de gemachtigde te worden overgelegd.

Hoofdstuk

4a

Aanvraag kentekenbewijs niet-nederlandse aanhangwagen

Artikel

8d

Hoofdstuk

5

Aanvraag uitvoerverklaring en uitvoerkentekenbewijs

Artikel

9

Bij het overleggen van de in de artikelen 31, 32 en 33 van het Kentekenreglement bedoelde verklaring alsmede bij de aanvraag van een kentekenbewijs, bevattende een kenteken als bedoeld in artikel 4, zesde lid, van het Kentekenreglement, dient degene die de verklaring overlegt, een van de in artikel 2, eerste lid, genoemde legitimatiebewijzen over te leggen, met dien verstande dat:

  • a.

    geen afschrift als bedoeld in artikel 1 behoeft te worden overgelegd,

  • b.

    ook een ander in Nederland geldig buitenlands reisdocument kan worden overgelegd dan de in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, genoemde, en

  • c.

    indien de in het eerste lid bedoelde verklaring wordt overgelegd door een erkend bedrijf, uitsluitend een aan het bedrijf afgegeven geldige bedrijfsvoorraadpas dient te worden overgelegd.

Hoofdstuk

5 a

Verkrijging kentekenplaten

Artikel

9 a

Verkrijging door een natuurlijk persoon

Bij de verkrijging van kentekenplaten door een natuurlijk persoon worden overgelegd:

  • a.

    een van de in artikel 2, eerste lid, genoemde legitimatiebewijzen ten name van die natuurlijk persoon of, indien de kentekenplaten namens hem in ontvangst worden genomen, ten name van de gemachtigde, met dien verstande dat geen afschrift als bedoeld in artikel 1 hoeft te worden overgelegd,

    en

  • b.

    het kentekenbewijs, delen I en II, afgegeven voor het kenteken dat op de kentekenplaten is vermeld.

Artikel

9 b

Verkrijging door een rechtspersoon

Bij de verkrijging van kentekenplaten door een rechtspersoon worden overgelegd:

  • a.

    een van de in artikel 2, eerste lid genoemd legitimatiebewijzen van de persoon die de kentekenplaten namens de rechtspersoon in ontvangst neemt, met dien verstande dat geen afschrift als bedoeld in artikel 1 hoeft te worden overgelegd, en

  • b.

    het kentekenbewijs, delen I en II, afgegeven voor het kenteken dat op de kentekenplaten is vermeld.

Artikel

9 c

Verkrijging met een niet te naamgesteld kentekenbewijs

Indien een erkend bedrijf dat beschikt over de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onder b, van het Kentekenreglement, verzoekt om verkrijging van kentekenplaten tegen overlegging van een nog niet te naamgesteld kentekenbewijs deel I, worden bij de verkrijging overgelegd:

  • a.

    een van de in artikel 2, eerste lid, genoemde legitimatiebewijzen van degene die de kentekenplaten namens het erkend bedrijf in ontvangst neemt, met dien verstande dat geen afschrift als bedoeld in artikel 1 hoeft te worden overgelegd;

  • b.

    het kentekenbewijs deel I, afgegeven voor het kenteken dat is vermeld op de kentekenplaten, en

  • c.

    een aan het bedrijf afgegeven geldige bedrijfsvoorraadpas.

Artikel

9d

Uitzonderingen

Artikel

9e

Verkrijging van een taxikentekenplaat

Hoofdstuk

6

Artikel

10

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 6 december 1991, nr. RV 110015, Hoofddirectie van de Waterstaat (Stcrt. 244), houdende voorschriften legitimatie bij aanvraag kentekenbewijs, wordt ingetrokken.

Artikel

11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

Artikel

12

Deze regeling wordt aangehaald als:

Regeling legitimatievoorschriften kentekenbewijzen en kentekenplaten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, A.Jorritsma-Lebbink