Artikel
1
Ten aanzien van vluchten met luchtvaartuigen die in gebruik zijn bij de Nederlandse politie waarbij door het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan het bij of krachtens artikel 28 van het Luchtverkeersreglement gestelde regels, gelden de volgende nadere regels:
-
a.
de noodzaak van het uitvoeren van een vlucht met gedoofde lichten blijkt uit een dienstopdracht;
-
b.
de vlucht wordt vooraf afgestemd met de betrokken luchtverkeersdienst of -diensten, die voorwaarden kan of kunnen stellen ten aanzien van te volgen procedures;
-
c.
in het vliegplan wordt melding gemaakt van het voornemen om tijdens de vlucht of een deel daarvan de verplichte lichten niet te tonen;
-
d.
het luchtvaartuig is uitgerust met een goed functionerend radar beantwoordingssysteem (SSR-transponder) met 4096 code mogelijkheden in mode A en automatische hoogterapportering in mode C.