Regeling politievluchten

Regeling politievluchten

De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Handelend in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie,

Besluit:

Artikel

1

Ten aanzien van vluchten met luchtvaartuigen die in gebruik zijn bij de Nederlandse politie waarbij door het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan het bij of krachtens artikel 28 van het Luchtverkeersreglement gestelde regels, gelden de volgende nadere regels:

  • a.

    de noodzaak van het uitvoeren van een vlucht met gedoofde lichten blijkt uit een dienstopdracht;

  • b.

    de vlucht wordt vooraf afgestemd met de betrokken luchtverkeersdienst of -diensten, die voorwaarden kan of kunnen stellen ten aanzien van te volgen procedures;

  • c.

    in het vliegplan wordt melding gemaakt van het voornemen om tijdens de vlucht of een deel daarvan de verplichte lichten niet te tonen;

  • d.

    het luchtvaartuig is uitgerust met een goed functionerend radar beantwoordingssysteem (SSR-transponder) met 4096 code mogelijkheden in mode A en automatische hoogterapportering in mode C.

Artikel

2

De beschikking van de directeur-generaal van de Rijksluchtvaartdienst, nr LVB/L 24153 van 1 september 1982 wordt ingetrokken.

Artikel

3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

Artikel

4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling politievluchten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink