Instellingsbesluit Begeleidingscommissie Evaluatie Algemene wet bestuursrecht

De Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mr. J. Kohnstamm,
Overwegende, dat op grond van artikel 9:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verslag binnen drie jaar na inwerkingtreding van die wet aan de Staten-Generaal moet worden gezonden aangaande de wijze waarop de Algemene wet bestuursrecht is toegepast;
dat naar de wijze waarop de wet is toegepast thans onderzoek wordt gedaan door een viertal universiteiten; dat het object van onderzoek is onderverdeeld in een drietal deelonderzoeken;
dat het wenselijk is een algemeen begeleidingscommissie in te stellen, zonodig ook bijzondere begeleidingscommissies, teneinde toezicht op de juiste uitvoering van de onderzoeken uit te kunnen oefenen;

Besluit:

Artikel

1

Er is een Algemene Begeleidingscommissie Evaluatieonderzoek Algemene wet bestuursrecht, hierna te noemen: de commissie.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak:

  • a.

    toezicht houden op de uitvoering van de diverse onderzoeken conform de goedgekeurde offertes, inclusief de tijdschema's en begrotingen;

  • b.

    toezicht houden op de samenhang tussen de diverse onderzoeken;

  • c.

    coördineren van de werkzaamheden van de bijzondere begeleidingscommissies;

  • d.

    adviseren over het concept van het verslag dat door de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken aan de Staten-Generaal zal worden gezonden ter voldoening aan artikel 9:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

3

In de commissie hebben zitting:

a.
als voorzitter:

mr. J. M. Polak, oud-lid van de Raad van State;

b.
als leden:
  • mr. J. E. M. Polak, advocaat te Amsterdam;

  • prof. mr. P. C. Gilhuis, Katholieke Universiteit Brabant, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht;

  • mr. J. W. Edinga, medewerker Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

  • mw. prof. mr. I. C. van der Vlies, Universiteit van Amsterdam, hoogleraar Staats- en Bestuursrecht;

  • mr. D. Allewijn, Vice-president Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage;

  • mr. J. W. Ilsink, Raadsheer Gerechtshof 's-Gravenhage;

  • drs. C. J. N. Versteden, Griffier van de Staten van Noord-Holland;

  • mr. J. J. Wiarda, raadadviseur bij de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht van het Ministerie van Justitie;

  • mw. mr. M. L. Haimé, wetgevingsjuriste bij de Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

  • mw. drs. A. J. J. Slotboom, beleidsmedewerkster bij de Centrale Directie Wetenschapsbeleid en Ontwikkeling van het Ministerie van Justitie;

  • mr. N. Verheij, raadadviseur bij de Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid van het Ministerie van Justitie;

c.
als leden, tevens secretarissen:
  • mr. L. F. M. Verhey, wetgevingsjurist bij de Stafafdeling Algemeen Wetgevingsbeleid van het Ministerie van Justitie;

  • drs. R. J. I. Dielemans, wetgevingsjurist bij de Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgevingsbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken;

Artikel

4

De commissie is bevoegd om zo nodig een of meer bijzondere begeleidingscommissies in te stellen.

Artikel

5

De commissie of een bijzondere begeleidingscommissie is bevoegd deskundigen uit te nodigen om aan de beraadslagingen van de desbetreffende commissie deel te nemen.

Artikel

6

Dit besluit wordt bekendgemaakt door publikatie in de Staatscourant.

Artikel

7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 november 1994.

's-Gravenhage
De Minister van Justitie voornoemd, W. Sorgdrager.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken voornoemd, J.Kohnstamm