Artikel
1
Instelling commissie
Er is een commissie die een actieprogramma voorbereidt ter voorkoming en bestrijding van geweld in scholen, verder te noemen: de commissie.
Besluit:
Er is een commissie die een actieprogramma voorbereidt ter voorkoming en bestrijding van geweld in scholen, verder te noemen: de commissie.
De commissie heeft tot taak het ontwerpen van:
een globaal actieprogramma voor drie à vier jaar om geweld in scholen te voorkomen en te bestrijden;
een uitgewerkt actieprogramma voor de korte termijn (1995), dat met betrekking tot het geweld in scholen meer specifiek gericht is op:
het nader analyseren van de situatie,
het doorbreken van taboes,
het bewustmaken van scholen inzake de problematiek,
het verzamelen van beschikbare informatie en het breed verspreiden daarvan,
het mobiliseren van tegenkrachten,
het ontwikkelen van praktische informatie over een passende handelwijze;
de beste organisatorische vorm voor de uitvoering van de actieprogramma's.
Daarbij zal het accent liggen op geweld in scholen voor voortgezet onderwijs maar geweld in scholen voor primair onderwijs wordt niet uitgesloten. Bovendien zal in de actieprogramma's niet worden volstaan met aanwijzingen voor uitsluitend de scholen zelf. Ook actoren en instellingen in de omgeving van de school en op het niveau van het (uitvoerings)beleid en het bestuur zullen worden aangesproken.
In de commissie hebben zitting:
mevrouw T. Netelenbos, staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschappen;
als plaatsvervangend voorzitter: mevrouw drs. J.W.A. Verlaan, plaatsvervangend directeur van de directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
als secretaris:
mevrouw drs. M.J.M. Mutsaers, beleidmedewerker bij de directie Criminaliteitspreventie van het Ministerie van Justitie;
als algemeen adjunct:
mevrouw drs. Z. Alantor, beleidsmedewerker bij de directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
als leden:
H. Beroud, zelfstandig organisatie-adviseur, te Rotterdam,
G. Dijkhuizen, directeur van een school voor voortgezet speciaal onderwijs te Enschede,
drs. J.A.R. Heemskerk, voorzitter van de Raad voor het Jeugdbeleid te Amsterdam,
drs. N. Isitman, RIAGG-Oost te Amsterdam,
H.C.M. Janssen, senior beleidsmedewerker bij de directie Jeugdbeleid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
R. Limper, directeur van de Vereniging voor Openbaar Onderwijs te Almere,
drs. B. van der Meer, onderwijskundig medewerker aan het Katholiek Pedagogisch Centrum te 's-Hertogenbosch,
A.A. Peters, projectleider geïntegreerd veiligheidsbeleid bij de gemeente Rotterdam,
prof. dr. J.D. van der Ploeg, emeritus-hoogleraar orthopedagogiek, te Oegstgeest,
mevrouw mr. A.C. Quik-Schuyt, kinderrechter te Utrecht,
mevrouw drs. M. Weisglas, rector van een lycem te Amsterdam.
De commissie bepaalt zelf haar werkwijze.
De commissie heeft, indien mogelijk voor 1 februari 1995, de actieprogramma's, bedoeld in artikel 2 onder a en b, gereed en geeft daarbij aanwijzingen voor de uitvoering van deze programma's als bedoeld in artikel 2 onder c.
De leden van de commissie ontvangen een door de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen per lid vastgestelde onkostenvergoeding, voor zover ze deze kosten uit hoofde van hun ambt of functie niet elders kunnen declareren.
Het beheer van het secretariaatsarchief van de commissie geschiedt door de secretaris met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Deze beschikking zal in het blad Uitleg van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden geplaatst.
Deze beschikking treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van verschijning van het blad Uitleg, waarin deze beschikking is bekendgemaakt, en werkt terug tot en met 15 oktober 1994.
Afschriften van deze beschikking worden gezonden aan de belanghebbenden.