Besluit van 20 februari 1995, houdende regels ter uitvoering van de Rijksoctrooiwet 1995

Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 3 oktober 1994, nr. 94068512 WJA/W;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 12 december 1994, nr. W10.94.0609/K);
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Gezien het nader rapport van de voornoemde Staatssecretaris van 6 februari 1995, nr. 94092803 WJA/W;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepaling

Hoofdstuk

2

Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot aanvragen om octrooi en octrooien

§

1

Het octrooiregister

Artikel

2

Het bureau stelt, met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 5, de inrichting van het octrooiregister vast.

Artikel

3

De inschrijving van aanvragen om octrooi geschiedt door vermelding in het octrooiregister van:

  • a.

    de datum van de indiening en het volgnummer van de aanvrage, alsmede, indien het betreft een afzonderlijke aanvrage als in artikel 28, eerste lid, van de wet bedoeld, de datum van indiening en het volgnummer van de oorspronkelijke aanvrage en voorts, in voorkomend geval, het feit dat het een omgezette aanvrage als bedoeld in artikel 47 van de wet betreft;

  • b.

    de naam en de woonplaats van de aanvrager, alsmede, indien een gemachtigde is gesteld, de naam van deze gemachtigde;

  • c.

    de naam en woonplaats van degene, die de uitvinding heeft gedaan, tenzij deze schriftelijk heeft verklaard geen prijs te stellen op vermelding als uitvinder;

  • d.

    de korte aanduiding van de uitvinding en de aanduiding van de klasse, waarin de aanvrage is ingedeeld overeenkomstig de internationale classificatie van octrooien, bedoeld in de op 24 maart 1971 tot stand gekomen Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien (Trb. 1972, 81);

  • e.

    de volledige tekst van het uittreksel, behorende bij de octrooiaanvrage;

  • f.

    indien toepassing is gegeven aan artikel 25, tweede lid, van de wet: de instelling waarbij, het nummer waaronder en de datum waarop de cultuur van het desbetreffende micro-organisme is gedeponeerd;

  • g.

    het beroep op een recht van voorrang als in artikel 9 van de wet bedoeld, met vermelding van de datum en het nummer van de aanvrage, waarop de aanvrager dit beroep doet steunen, en het land waarin of de organisatie waarbij deze aanvrage werd ingediend.

Artikel

4

Artikel

5

§

2

De krachtens de Rijksoctrooiwet 1995 verschuldigde bedragen

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

§

3

Algemene bepalingen omtrent stukken betreffende een aanvrage om octrooi of een octrooi

Artikel

9

§

4

Voorschriften voor een aanvrage om octrooi, de bijbehorende beschrijving en tekeningen en het bijbehorende uittreksel

Artikel

10

Artikel

11

De bij een aanvrage om octrooi behorende beschrijving moet aan de volgende voorschriften voldoen:

  • a.

    de beschrijving wordt in drievoud ingediend en is gesteld op één zijde van één of meer bladen buigzaam, sterk, wit, glad, niet-glanzend en duurzaam papier van het formaat A4 (29,7 * 21 cm);

  • b.

    de beschrijving is met een donkere onuitwisbare inkt getypt of gedrukt, dit zodanig dat zij in een onbeperkt aantal exemplaren rechtstreeks kan worden gereproduceerd door middel van fotografie, elektrostatische werkwijzen, foto-offset en microfilm; de bladen zijn ongekreukt, ongescheurd en niet gevouwen;

  • c.

    in getypte of gedrukte tekst wordt 1½ regelafstand gebruikt; de gehele tekst is weergegeven in letters waarvan de hoofdletters ten minste 0,21 cm hoog zijn;

  • d.

    grafische symbolen en tekens, en chemische of wiskundige formules zijn nauwkeurig weergegeven en mogen zo nodig met de hand worden geschreven of getekend;

  • e.

    aan het hoofd van de beschrijving is de korte aanduiding, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder d, van de wet, vermeld;

  • f.

    conclusies als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onder e, van de wet beginnen op een nieuw blad en zijn doorlopend genummerd;

  • g.

    elke vijfde regel van elk blad van de beschrijving is genummerd, waarbij de nummers worden aangebracht in de rechterhelft van de linkermarge;

  • h.

    de bladen van de beschrijving zijn doorlopend genummerd in Arabische cijfers; de nummers van de bladen zijn geplaatst boven aan de bladzijden in het midden;

  • i.

    de bladen van de beschrijving hebben rondom onbeschreven randen van ten minste de volgende afmetingen:

    bovenmarge 2 cm; rechtermarge 2 cm; linkermarge 2,5 cm; benedenmarge 2 cm.

  • j.

    de beschrijving geeft aan welke uitkomst op het gebied van de nijverheid met de uitvinding wordt beoogd, met afbakening van het nieuwe ten opzichte van de stand van de techniek;

  • k.

    de tot de beschrijving behorende conclusies wijzen datgene wat nieuw is en waarvoor het uitsluitend recht verlangd wordt, nauwkeurig aan;

  • l.

    de beschrijving en de conclusies, behorende bij een afzonderlijke aanvrage als in artikel 28 van de wet bedoeld, moeten kunnen worden begrepen zonder raadpleging van de oorspronkelijke aanvrage;

  • m.

    de beschrijving is nauwkeurig en juist gesteld, zo kort mogelijk en zonder nutteloze herhalingen, vrij van raderingen en veranderingen en van boven elkaar geschreven en tussengeschreven woorden;

  • n.

    maten en gewichten zijn in de beschrijving aangegeven volgens het metrieke stelsel, temperaturen in graden Celsius, scheikundige elementen, verbindingen en grootheden, alsook natuurkundige en technische grootheden op een wijze als in de internationale praktijk is aanvaard;

  • o.

    de beschrijving bevat geen andere figuren dan natuurwetenschappelijke, wiskundige of technische formules en tekens;

  • p.

    de onder o genoemde figuren worden, indien zij bij het drukken te veel ruimte in beslag zouden nemen of andere moeilijkheden zouden opleveren, afzonderlijk als tekening overgelegd;

  • q.

    indien de aanvrage betrekking heeft op een nucleotide- of aminozuur-sequentie:

    • i).

      bevat de beschrijving van de uitvinding een sequentie-opsomming die voldoet aan de door de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom opgestelde standaarden;

    • ii).

      wordt de aanvrage, indien daarvoor een nieuwheidsonderzoek wordt verlangd, vergezeld van een elektronische gegevensdrager die de onder i) bedoelde sequentie-opsomming bevat in een machine-leesbare vorm die voldoet aan de door het Europees Octrooibureau vastgestelde criteria.

Artikel

12

De bij een aanvrage om octrooi behorende tekeningen moeten aan de volgende vormvoorschriften voldoen:

  • a.

    zij worden ingediend in drievoud en zijn gesteld op één zijde van één of meer bladen buigzaam, sterk, wit, glad, niet-glanzend en duurzaam papier van het formaat A4 (29,7 * 21 cm);

  • b.

    zij zijn in al hun onderdelen uitgevoerd in krachtige en gelijkmatig getrokken duurzame lijnen van een enkele donkere kleur, dit zodanig dat zij in een onbeperkt aantal exemplaren rechtstreeks kunnen worden gereproduceerd door middel van fotografie, elektrostatische werkwijzen, foto-offset en microfilm; de bladen zijn ongekreukt, ongescheurd en niet gevouwen;

  • c.

    de bladen van de tekeningen hebben rondom onbeschreven randen van ten minste de volgende afmetingen:

    bovenmarge 2 cm; rechtermarge 2 cm; linkermarge 2,5 cm; benedenmarge 2 cm;

  • d.

    de afzonderlijke figuren zijn duidelijk van elkaar gescheiden en doorlopend genummerd;

  • e.

    de tekeningen zijn duidelijk en bevatten niet meer dan voor een juist begrip van de uitvinding nodig is;

  • f.

    dwarsdoorsneden zijn voorzien van schuine arceringen, zonder dat hierdoor het duidelijk onderscheiden van verwijzingstekens en lijnen wordt verhinderd;

  • g.

    bij het bepalen van de schaal van de tekeningen wordt rekening gehouden met de graad van ingewikkeldheid van de figuren; de schaal is voldoende indien bij een fotografische reproduktie op twee derde van de grootte de bijzonderheden van de tekening zonder moeite gezien kunnen worden;

  • h.

    verwijzingstekens ter aanduiding van de figuren of onderdelen van figuren worden alleen gebruikt voor zover een goed begrip van de beschrijving dit vereist; zij komen overeen met de verwijzingstekens die in de beschrijving voorkomen; dezelfde onderdelen in verschillende figuren worden aangegeven met dezelfde verwijzingstekens;

  • i.

    ingeval in de beschrijving varianten van de uitvinding worden beschreven, wordt in de met deze varianten overeenkomende figuren gebruik gemaakt van een systeem, waarbij dezelfde kenmerken in verschillende figuren worden aangeduid door samenhangende verwijzingscijfers, zodat bij voorbeeld algemeen kenmerk "15" in varianten wordt aangeduid met "115", "215" enz.;

  • j.

    een verwijzingsteken wordt niet voor verschillende onderdelen gebezigd, ook niet in verschillende figuren; bijvoeging van accenten of cijfers bij de verwijzingstekens wordt zoveel mogelijk vermeden;

  • k.

    de tekeningen bevatten geen verklarende tekst met uitzondering van aanduidingen als water, stoom, II-II (voor een doorsnede), open, dicht en, wat elektrische blokschema's of fabricageschema's betreft, de aanduidingen nodig voor een goed begrip daarvan; deze aanduidingen zijn in de Nederlandse taal gesteld.

Artikel

13

Het bij een aanvrage om octrooi behorende uittreksel moet aan de volgende vereisten voldoen:

  • a.

    het wordt in tweevoud ingediend en is met een donkere, onuitwisbare inkt getypt of gedrukt op duurzaam wit papier van het formaat A4 (29,7 * 21 cm);

  • b.

    het is in de Nederlandse taal gesteld en bevat ten minste 50 en ten hoogste 250 woorden dan wel ten hoogste 150, indien het uittreksel een figuur bevat;

  • c.

    het bevat in principe slechts één figuur die op een afzonderlijk blad A4 wordt ingediend.

Artikel

14

Een aanvrage om octrooi en de daarbij behorende beschrijving zijn bij voorkeur ingericht overeenkomstig door het bureau daarvoor vastgestelde standaardformulieren.

§

5

Voorschriften voor andere dan in paragraaf 4 bedoelde stukken betreffende een aanvrage om octrooi of een octrooi

Artikel

15

Artikel

16

De in de wet bedoelde verzoekschriften worden door de indiener of diens gemachtigde ondertekend en vermelden:

  • a.

    de naam, de voornamen en de woonplaats - of, indien het een rechtspersoon betreft, de naam en de woonplaats - van de inzender, alsmede, indien geen gemachtigde is gesteld, zijn adres;

  • b.

    indien een gemachtigde is gesteld, diens naam, woonplaats en adres.

§

6

Voorschriften inzake octrooiaanvragen en octrooien betreffende micro-organismen

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Bij een overeenkomstig artikel 25, tweede lid, van de wet verricht depot wordt een schriftelijke verklaring van de bewaargever gevoegd, inhoudende:

  • a.

    een uiteenzetting omtrent de omstandigheden alsmede de eigenschappen van het micro-organisme die van belang zijn voor het kweken, de opslag, de hantering en de levensvatbaarheid van het micro-organisme;

  • b.

    een aanduiding van de methode waarmee de aanwezigheid van het micro-organisme kan worden vastgesteld;

  • c.

    een identificatieaanduiding en, zo mogelijk, de wetenschappelijke beschrijving en de voorgestelde taxonomische aanduiding van het micro-organisme.

Artikel

20

Artikel

21

§

7

Europese octrooien

Artikel

23

§

8

Octrooibewijs

Artikel

24

§

9

Diensten van het bureau

Artikel

25

Artikel

26

§

10

Het blad "De Industriële Eigendom"

Artikel

27

Hoofdstuk

3

Staten als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de wet

Artikel

28

Staten als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de wet zijn:

  • a.

    de lid-staten van de Europese Unie,

  • b.

    een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of

  • c.

    een andere staat die is aangesloten bij het Verdrag tot oprichting van de Wereld Handelsorganisatie, indien in deze staat een inrichting van nijverheid als bedoeld in artikel 57, tweede lid, eerste volzin van de wet, in werking is en in het Koninkrijk een voldoende aanbod van het geoctrooieerde, dan wel door middel van de geoctrooieerde werkwijze vervaardigde, voortbrengsel is verzekerd.

Hoofdstuk

4

Aanvragen, ingediend bij het bureau voor de industriële eigendom in de Nederlandse Antillen

Artikel

29

Aanvragen om octrooi, ingediend bij het bureau voor de industriële eigendom in de Nederlandse Antillen, worden na ontvangst bij het bureau in Nederland ingeschreven in het octrooiregister met inachtneming van het in artikel 31 van de wet bepaalde.

Hoofdstuk

5

Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot certificaten en aanvragen om certificaten

Artikel

30

Het bedrag dat bij het indienen van de aanvrage om een certificaat moet worden betaald, is € 544.

Artikel

31

Het bedrag dat elk jaar moet worden betaald voor de instandhouding van een certificaat is gelijk aan het bedrag dat volgens artikel 6, zevende lid, voor het basisoctrooi betaald zou moeten worden indien dit octrooi nog van kracht zou zijn. Artikel 6, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

32

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

33

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, A. van Dok-van Weele
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager