Wet van 30 maart 1995, houdende inwerkingtreding van en aanpassing van wetgeving aan de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de inwerkingtreding van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 te regelen, enkele wijzigingen in deze wet aan te brengen, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 in te trekken en enige andere wetten hieraan aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

III

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IV

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

V

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VI

Voor een personenauto, een bestelauto en een motorrijwiel als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 waarvoor een kenteken is opgegeven ingevolge de Wegenverkeerswet of de Wegenverkeerswet 1994 en waarvoor belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt na 31 maart 1995, vangt een kort tijdvak waarover voor het eerst belasting is verschuldigd ingevolge de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 aan op de dag volgend op de laatste dag van het tijdvak waarover belasting op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 is voldaan. Het korte tijdvak eindigt met de dag voorafgaande aan de eerste dag van het tijdvak met ingang waarvan de belasting is verschuldigd op de voet van artikel 11, eerste lid, van die wet. Artikel 27 van die wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

VII

Voor een personenauto, een bestelauto en een motorrijwiel als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 waarvoor een kenteken is opgegeven ingevolge de Wegenverkeerswet of de Wegenverkeerswet 1994 en waarvoor op 1 april 1995 geen belasting is voldaan op de voet van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966, vangt een kort tijdvak waarover voor het eerst belasting ingevolge de eerstgenoemde wet is verschuldigd aan op 1 april 1995. Het korte tijdvak eindigt met de dag voorafgaande aan de eerste dag van het tijdvak met ingang waarvan de belasting is verschuldigd op de voet van artikel 11, eerste lid, van die wet. Artikel 27 van die wet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

XII

Artikel

XIV

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 wordt ingetrokken, met dien verstande dat:

  • a.

    de bepalingen van die wet van toepassing blijven met betrekking tot belastbare feiten die hebben plaatsgevonden vóór 1 april 1995;

  • b.

    artikel 13, tweede lid, van die wet van toepassing blijft gedurende het tijdvak waarvoor belasting is voldaan op de voet van die wet;

  • c.

    artikel 14 van die wet na 31 maart 1995 van toepassing blijft met betrekking tot verzoeken om teruggaaf van belasting die op de voet van die wet is voldaan, waarbij de teruggaaf bij vervanging van het motorrijtuig mede omvat het bedrag aan belasting dat met toepassing van artikel 13 van die wet in aanmerking zou komen voor verrekening en teruggaaf. Bedragen van f 10 en minder worden niet teruggegeven;

  • d.

    artikel 16 van die wet van toepassing blijft met betrekking tot een motorrijtuig, ter zake waarvan na 31 maart 1995 wordt geconstateerd dat over een tijdvak waarvan een gedeelte ligt vóór 1 april 1995, te weinig belasting is voldaan;

  • e.

    de bepalingen van die wet van toepassing blijven met betrekking tot strafbare feiten die zijn begaan vóór 1 april 1995.

Artikel

XV

Artikel

XVI

Artikel

XVII

Indien de inspecteur een beschikking heeft gegeven krachtens artikel VII, vierde of vijfde lid, van de wet van 16 december 1993 tot wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 in verband met verruiming van het begrip personenauto (Stb. 1993, 673) waarin aan een in die leden bedoeld verzoek is tegemoetgekomen, worden de motorrijtuigen waarop de beschikking betrekking heeft, zolang zij voldoen aan de gestelde voorwaarden, voor de heffing van motorrijtuigenbelasting aangemerkt als een bestelauto in de zin van artikel 2, onderdeel c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Artikel

XIX

Bij ministeriële regeling worden wijzigingen aangebracht in de wetgeving en in de daarop gebaseerde bepalingen teneinde voor de motorrijtuigenbelasting voor een motorrijwiel, een personenauto of bestelauto waarvoor een kenteken is opgegeven, in de gevallen waarin door de houder opdracht is gegeven tot automatische incasso, betaling in maandelijkse termijnen mogelijk te maken met ingang van 1 januari 1998.

Artikel

XXI

Deze wet kan worden aangehaald als Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager