Wet van 6 april 1995, tot nadere regeling van het gezag over en van de omgang met minderjarige kinderen

Wijzigingswet Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het ouderlijk gezag over en de omgang met minderjarige kinderen nader te regelen en in verband daarmee de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te herzien;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

III

Overgangsbepalingen

Artikel

IV

Procedures inzake de ouderlijke macht van één of beide ouders en inzake de omgang, waarin het inleidende verzoekschrift is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden beheerst door de procesrechtelijke bepalingen die voor dat tijdstip golden.

Artikel

V

Slotbepaling

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Justitie, E. M. A. Schmitz
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager