Wet van 26 april 1995, houdende wijziging van de Grondwaterwet met betrekking tot voor het onttrekken van grondwater te stellen algemene regels en enige andere onderwerpen

Wijzigingswet Grondwaterwet (algemene regels voor het onttrekken van grondwater)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is het instrumentarium van de Grondwaterwet te verbeteren en aan te vullen door het stellen van algemene regels voor kleine onttrekkingen, het verlenen van tijdelijke vergunningen en het stellen van vergunningvoorschriften met het oog op beëindiging of vermindering van onttrekkingen, mogelijk te maken.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Artikel

III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, M. de Boer
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager