Besluit van 10 mei 1995, houdende nadere regels met betrekking tot de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau

Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 10 maart 1994, Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur;
Gelet op artikel 14 van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw (Stb. 1994, 352) en op artikel 13 van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau (Stb. 1994, 351);
Gezien het advies van het Kapittel voor de civiele orden;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 13 april 1995, No. W04.95.0151/K);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 8 mei 1995, Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgeving;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Verleningscriteria

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Onderscheidingstekens

§

1

De onderscheidingstekens van de Orde van de Nederlandse Leeuw

Artikel

3

In de artikelen 4 en 5 worden onder versiersel en lint verstaan het versiersel en het lint, zoals omschreven in artikel 7 van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw (Stb. 1994, 352).

Artikel

4

De uit te reiken onderscheidingstekens zijn voor de onderscheiden graden van:

  • a.

    Ridder Grootkruis:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 60 millimeter, hangende aan het lint, opgemaakt in de vorm van een sjerp, die wordt gedragen van de rechterschouder naar de linkerheup. Het lint voor mannen is 101 millimeter en voor vrouwen 68 millimeter breed;

    • 2°.

      de ster, bestaande uit het versiersel zonder kroon met een diameter van 73 millimeter, bevestigd op een achtpuntige, uit achtenveertig stralen bestaande, licht bolvormige gouden ster met een diameter van 85 millimeter. De stralen van de ster zijn om en om geschubd en alle aan de uiteinden geknopt. De ster wordt direct boven het middel gedragen op de linkerzijde van de kleding. De ster en het onder 1° bedoelde onderscheidingsteken worden uitsluitend tezamen gedragen;

    • 3°.

      het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint waarachter een balk van goudgalon is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van de onder 1° en 2° genoemde onderscheidingstekens.

  • b.

    Commandeur:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 60 millimeter, hangende aan het lint, dat door mannen om de hals en door vrouwen opgemaakt in de vorm van een strik op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Het lint is voor mannen 55 millimeter en voor vrouwen 37 millimeter breed;

    • 2°.

      de ster, bestaande uit het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 79 millimeter, dat direct boven het middel wordt gedragen op de linkerzijde van de kleding. De ster en het onder 1° bedoelde onderscheidingsteken worden uitsluitend tezamen gedragen;

    • 3°.

      het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint, waarachter een balk van zilvergalon is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van de onder 1° en 2° genoemde onderscheidingstekens.

  • c.

    Ridder:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 46 millimeter, hangende aan het lint, dat op borsthoogte wordt gedragen op de linkerzijde van de kleding. Het lint voor mannen is 37 millimeter breed. Het lint voor vrouwen is 27 millimeter breed en is opgemaakt in de vorm van een strik;

    • 2°.

      het draagteken, opgemaakt in de vorm van een strik. Het wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.

Artikel

5

§

2

De onderscheidingstekens van de Orde van Oranje-Nassau

Artikel

6

In de artikelen 7 en 8 worden onder versiersel en lint verstaan het versiersel en lint, zoals omschreven in artikel 7 van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau (Stb. 1994, 351).

Artikel

7

De uit te reiken onderscheidingstekens zijn voor de onderscheiden graden van:

  • a.

    Ridder Grootkruis:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 60 millimeter, hangende aan het lint, opgemaakt in de vorm van een sjerp, die wordt gedragen van de rechterschouder naar de linkerheup. Het lint voor mannen is 101 millimeter en voor vrouwen 68 millimeter breed;

    • 2°.

      de ster, bestaande uit een blauw geëmailleerd rond schild, omgeven door een wit geëmailleerde rand, beide met goud omlijst met een diameter van 48 millimeter, bevestigd op een achtpuntige, uit achtenveertig stralen bestaande zilveren ster met een diameter van 85 millimeter. Op het schild staan afgebeeld de Leeuw en de omschrift, zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, van de wet. Op de witte rand is aan de onderzijde een laurierkrans aangebracht. Voor militairen bevinden zich achter het schild twee schuin gekruiste zwaarden, zoals omschreven in artikel 7, tweede lid, van de wet. De ster wordt direct boven het middel gedragen op de linkerzijde van de kleding. De ster en het onder 1° bedoelde onderscheidingsteken worden uitsluitend tezamen gedragen;

    • 3°.

      het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint waarachter een balk van goudgalon is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van de onder 1° en 2° genoemde onderscheidingstekens.

  • b.

    Grootofficier:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 60 millimeter, hangende aan het lint, dat door mannen om de hals en door vrouwen opgemaakt in de vorm van een strik op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Het lint voor mannen is 55 millimeter en voor vrouwen 37 millimeter breed;

    • 2°.

      de ster, bestaande uit het schild, zoals omschreven in onderdeel a, onder 2°, bevestigd op een vierpuntige, uit achtenveertig stralen bestaande zilveren ster met een diameter van 85 millimeter. De ster wordt direct boven het middel gedragen op de linkerzijde van de kleding. De ster en het onder 1° bedoelde onderscheidingsteken worden uitsluitend tezamen gedragen;

    • 3°.

      het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint, waarachter een balk van goudgalon aan de ene zijde en een balk van zilvergalon aan de andere zijde is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van de onder 1° en 2° genoemde onderscheidingstekens.

  • c.

    Commandeur:

    • 1°.

      het onderscheidingsteken, zoals omschreven in onderdeel b, onder 1°;

    • 2°.

      het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint, waarachter een balk van zilvergalon is bevestigd. Het geheel is bevestigd op een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.

  • d.

    Officier:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 46 millimeter, hangende aan het lint, voorzien van een rozet in de kleuren van het lint, dat op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Het lint voor mannen is 37 millimeter en voor vrouwen 27 millimeter breed. Vrouwen dragen het lint opgemaakt in de vorm van een strik;

    • 2°.

      het draagteken, zijnde het in rozetvorm opgemaakte lint. Het geheel is bevestigd op een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.

  • e.

    Ridder:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 46 millimeter, hangende aan het lint, dat op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Het lint voor mannen is 37 millimeter en voor vrouwen 27 millimeter. Vrouwen dragen het lint opgemaakt in de vorm van een strik;

    • 2°.

      het draagteken, zijnde het lint, opgemaakt in de vorm van een strik, waaraan is toegevoegd een kleine zilveren kroon. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.

  • f.

    Lid:

    • 1°.

      het versiersel waarvan het kruis een diameter heeft van 35 millimeter, hangende aan het lint met een breedte van 27 millimeter, dat op borsthoogte op de linkerzijde van de kleding wordt gedragen. Vrouwen dragen het lint opgemaakt in de vorm van een strik;

    • 2°.

      het draagteken, zijnde het lint, opgemaakt in de vorm van een strik. Het draagteken wordt gedragen in plaats van het onder 1° genoemde onderscheidingsteken.

Artikel

8

Hoofdstuk

III

Procedure

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

11

Artikel

12

Onverminderd artikel 9, eerste lid, kan een voorstel tot verlening van een onderscheiding aan een actief dienende Nederlandse militair aan Onze Minister van Defensie worden gericht. Onze Minister van Defensie zendt het voorstel aan de burgemeester van de woonplaats van de betrokken militair. Artikel 9, tweede tot en met zevende lid, is van toepassing.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Ten aanzien van de verlening van een onderscheiding bij koninklijk besluit aan een lid van het koninklijk huis, alsmede aan buitenlandse staatshoofden, is artikel 9, zevende lid, van toepassing.

Artikel

16

Artikel

17

De verlening van een onderscheiding wordt binnen een maand na verlening gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel

18

Hoofdstuk

IV

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

19

Artikel

20

De richtlijnen voor het verlenen van koninklijke onderscheidingen, zoals vastgesteld door de ministerraad op 27 september 1948, worden ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op voorstellen als bedoeld in artikel 19, eerste lid.

Artikel

21

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

22

Dit besluit wordt aangehaald als: Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager