Artikel
1
1
In deze wet wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
-
b.
instelling:
-
1°.
elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin:
-
a.
zorg wordt verleend als omschreven bij of krachtens de Ziekenfondswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en;
-
b.
uitvoerend werk wordt verricht op het terrein van de kinderopvang, het algemeen maatschappelijk werk, de maatschappelijke opvang en het welzijn van ouderen;
-
c.
verslavingszorg wordt verleend;
-
a.
-
2°.
een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet collectieve preventie;
-
1°.
-
c.
zorgaanbieder:
-
1°.
een rechtspersoon of natuurlijk persoon, die een instelling in stand houdt;
-
2°.
de rechtspersonen of natuurlijke personen, die gezamenlijk een instelling in stand houden;
-
3°.
een natuurlijk persoon die anders dan in het kader van een dienstverband met een instelling, zorg als omschreven in de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verleent;
-
1°.
-
d.
cliënt: een natuurlijk persoon aan wie de zorgaanbieder maatschappelijke zorg of gezondheidszorg verleent of heeft verleend;
-
e.
gedraging: enig handelen of nalaten alsmede het nemen van een besluit dat gevolgen heeft voor een cliënt.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredende organisatorische verbanden, waarin maatschappelijke zorg of gezondheidszorg wordt verleend, worden aangemerkt als instelling in de zin van deze wet.