Besluit van 22 september 1955, houdende regelen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden

Regelen omtrent onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de SER met enige andere werkzaamheden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie van 27 Juli 1955, no. B. 3038 W.J.A., de Sociaal-Economische Raad gehoord;
Overwegende, dat het wenselijk is regelen te stellen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden;
De Raad van State gehoord (advies van 30 Augustus 1955, no. 34);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 12 September 1955, no. B. 3189 W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Het lidmaatschap en het plaatsvervangend-lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad zijn onverenigbaar met de functie van:

  • a.

    Minister, Staatssecretaris of vice-president of lid van de Raad van State;

  • b.

    senior raadsheer, raadsheer, raadsheer-plaatsvervanger, senior-gerechtsauditeur, gerechtsauditeur of buitengriffier bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

  • c.

    vervallen;

  • d.

    secretaris of ander lid van het personeel van de Sociaal-Economische Raad.

Artikel

2

Artikel

4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, A. C. DE BRUIJN.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.