militair: militair als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 3° van de wet;
e.
inhouding: inhouding ter uitvoering van artikel 66 van de wet, met als doel niet beoogde inkomensvoordelen te voorkomen;
f.
inkomsten: inkomsten en geldswaarden van emolumenten die bepalend zijn voor de pensioengrondslag van de militair, bedoeld in artikel C 1 van de Amp-wet, voorzover deze feitelijk zijn genoten, met dien verstande dat de aanspraak op vakantie-uitkering over de maand waarin deze is opgebouwd, tot de inkomsten wordt gerekend.
Artikel
2
De inhouding die de militair verschuldigd is, wordt geheven over zijn inkomsten en komt voorts overeen met het bedrag van het ingevolge de artikelen 18 en 19 in verband met artikel 16, eerste lid, van de wet bepaalde vut-bijdrageverhaal.
Artikel
3
De inhouding is niet verschuldigd door de militair die na het vervullen van de militaire dienstplicht, anders dan als beroepsmilitair, vrijwillig nadient en uit dien hoofde wordt bezoldigd in de zin van de voor de militair geldende bezoldigingsregeling, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder b, onder 3° van de wet.
Artikel
4
De inhouding die verschuldigd is over een nabetaling aan een ontslagen militair, wordt op dezelfde wijze berekend als de inhouding over de laatste uitbetalingstermijn voor het ontslag.
Artikel
5
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.