watersnood: de periode van hoge waterstanden in januari en februari 1995 in het stroomgebied van de Rijn en de Maas in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Overijssel, Utrecht en Zuid-Holland;
b.
gemeente: een gemeente waar zich ten tijde van de watersnood daadwerkelijk overstromingen hebben voorgedaan dan wel waar ten tijde van de watersnood een advies of gebod tot evacuatie van kracht was;
inboedel: het geheel van tot huisraad, stoffering en meubilering van een onroerende zaak, woonwagen of woonschip dienende roerende zaken;
e.
de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken.
2
Onder gedupeerde wordt tevens verstaan de natuurlijke persoon die aannemelijk maakt dat hij gedurende de watersnood een woonadres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens had in een gemeente, maar niet stond ingeschreven in de basisadministratie van de desbetreffende gemeente.
Artikel
2
1
Een gedupeerde heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de gemaakte kosten ten behoeve van het treffen van maatregelen gedurende de watersnood ter voorkoming van schade aan de inboedel of aan de bij de gedupeerde voor bewoning in gebruik zijnde onroerende zaak, woonwagen of woonschip.
2
Voor een tegemoetkoming komt slechts in aanmerking de gedupeerde voor wiens rekening de in het eerste lid genoemde kosten zijn gekomen.
3
Bij de berekening van de tegemoetkoming worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten die in een redelijke verhouding staan tot de getroffen maatregelen en die in de gegeven omstandigheden als noodzakelijk konden worden beschouwd.
4
Onverminderd het derde lid worden bij de beoordeling van de aanspraak op een tegemoetkoming in ieder geval in aanmerking genomen:
a.
de aan derden verschuldigde en betaalde kosten van transport voor de evacuatie van de inboedel;
b.
de aan derden verschuldigde en betaalde kosten voor de opslag van de inboedel;
c.
de met de onder a en b bedoelde activiteiten samenhangende kosten voor verzekering;
d.
de aan derden verschuldigde en betaalde kosten voor de bescherming van de inboedel;
e.
de aan derden verschuldigde en betaalde kosten ter voorkoming van bouwkundige schade aan bestanddelen van de in het eerste lid bedoelde onroerende zaak, woonwagen of woonschip.
Artikel
3
1
De tegemoetkoming wordt berekend door het bedrag van de in de artikel 2 bedoelde kosten te verminderen met een bedrag van vijfhonderd gulden.
2
De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste vijfhonderd gulden.
3
De minister is bevoegd een hogere tegemoetkoming toe te kennen indien onbillijkheden van overwegende aard, gelet op de bijzondere omstandigheden in een concreet geval, daartoe aanleiding geven.
Artikel
4
1
Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming kan een gedupeerde tot 1 februari 1996 een aanvraag indienen bij burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene ten tijde van de watersnood zijn woonadres had, onder gelijktijdige overlegging van de voor de aanvraag relevante facturen en be-talingsbewijzen alsmede van de overige van belang zijnde stukken voor de beoordeling van de aanvraag.
2
Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.
Burgemeester en wethouders van de gemeente dragen er zorg voor dat de aanvragen voor 1 maart 1996 ter afhandeling aan de minister worden toegezonden.
Artikel
5
In aanvulling op de in artikel 4 genoemde bescheiden is de aanvrager verplicht te voldoen aan hetgeen door de minister wordt verzocht, voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze regeling, omtrent:
a.
het verlenen van inzage in gegevens en bescheiden;
b.
het maken van kopieën van de onder a. bedoelde gegevens en bescheiden;
c.
het verlenen van medewerking aan het verstrekken van gegevens door anderen.
Artikel
6
De minister kan afwijzend beslissen op de aanvraag indien de aanvrager in het kader van de aanvraag gegevens heeft verstrekt, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren.
Artikel
7
Aan de gemeenten, bedoeld in artikel 4, wordt door de minister per doorgezonden aanvraag een bedrag van vijf gulden betaald als tegemoetkoming in de door de gemeente gemaakte kosten.
Artikel
8
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.