Wet van 2 november 1995, tot herziening van de douanewetgeving

Douanewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de douanewetgeving te herzien en daarbij regels vast te stellen voor de goede werking van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302), verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PbEG L 256), internationale overeenkomsten en autonome regelingen van de Europese Gemeenschappen op het gebied van tariefpreferenties, tariefschorsingen, tariefcontingenten en retaliatierechten, verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PbEG L 105), verordening (EG) nr. 3283/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349), verordening (EG) nr. 3284/94 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1994 inzake beschermende maatregelen tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PbEG L 349), beschikking nr. 2424/88/EGKS van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (PbEG L 209) en, voor zover het betreft de regelingen van de Europese Gemeenschappen inzake het handelsverkeer met derde landen of lidstaten van de Europese Unie waarvoor in de desbetreffende toetredingsakten overgangsmaatregelen zijn voorzien, uitwerking te geven aan verordeningen en besluiten op het gebied van heffingen van gelijke werking die bij de invoer van goederen van toepassing zijn, alsmede regelingen op het gebied van de landbouwheffingen en andere belastingen bij invoer die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen van toepassing zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Indien in wettelijke bepalingen is voorzien dat nationale voorschriften van toepassing zijn dan wel dat de bevoegde ministers of de bevoegde autoriteiten van de lid-staten algemeen verbindende voorschriften vaststellen of kunnen vaststellen, kunnen die voorschriften worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling.

Artikel

4

Hoofdstuk

2

Controlebepalingen

§

1

Controle van aangiften

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Indien tussen de resultaten van het onderzoek van de goederen en die van het heronderzoek van de goederen in het voordeel van de belanghebbende een zodanig verschil bestaat dat de in artikel 5, tweede lid, bedoelde spelingen zijn overschreden, worden op daartoe gedaan verzoek de kosten die door belanghebbende voor het heronderzoek van de goederen zijn gemaakt van rijkswege vergoed.

§

2

Administratieve verplichtingen

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

§

3

Controle op de naleving van wettelijke bepalingen

Artikel

10a

Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is, indien dit voor de toepassing van wettelijke bepalingen te zijnen aanzien van belang kan zijn, verplicht op vordering van de inspecteur terstond een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.

Artikel

11

Artikel

12

Aan onderzoek door de inspecteur zijn onderworpen:

  • a.

    entrepots en ruimten voor tijdelijke opslag;

  • b.

    plaatsen die door TNT Post Groep N.V. tot behandeling van postzendingen worden gebezigd;

  • c.

    spoorwegemplacementen, plaatsen voor distributie en overslag voor goederen die over de weg worden vervoerd, havens, haventerreinen en luchthavens;

  • d.

    alle niet-besloten terreinen met uitzondering van erven;

  • e.

    gebouwen, erven en besloten terreinen die tot stalling of herstelling van vervoermiddelen zijn ingericht of kennelijk daartoe worden gebezigd;

  • f.

    niet onder onderdeel a of b vallende gebouwen, erven en besloten terreinen:

    • 1°.

      waarvoor een krachtens wettelijke bepalingen vereiste toestemming, vergunning, goedkeuring of aanwijzing van kracht is;

    • 2°.

      die in een ingevolge wettelijke bepalingen gedane aangifte of kennisgeving zijn vermeld als de plaatsen waar zich in de aangifte of kennisgeving omschreven goederen bevinden;

alsmede de aldaar aanwezige goederen en de op die bedoelde locaties en goederen betrekking hebbende bescheiden waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de heffing van de rechten bij invoer.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

De verplichtingen welke volgens paragraaf twee en paragraaf drie bestaan jegens de inspecteur, gelden mede jegens iedere door Onze Minister aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst.

§

4

Douanetoezicht

Artikel

19

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, in het belang van het bedrijfsleven, onder de nodige voorzieningen ter verzekering van de heffing van de rechten bij invoer regels worden gegeven ter vereenvoudiging van de wijze van douanetoezicht op goederen die zich onder een douaneregeling bevinden.

Artikel

20

Goederen aangevoerd uit zee of door de lucht worden, behoudens tegenbewijs, geacht uit zee onderscheidenlijk door de lucht het douanegebied van de Gemeenschap te zijn binnengekomen.

Artikel

21

Artikel

22

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepalingen vastgesteld met betrekking tot het binnenbrengen en het uitgaan via de zee van schepen en de daarin of daarop aanwezige goederen.

Hoofdstuk

3

Algemene bepalingen

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    de vaststelling van de inhoudsruimte van bergingsmiddelen en werktuigen;

  • b.

    de controle van peilinstrumenten en meetapparaten.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

De inspecteur heeft het recht in de uitoefening van werkzaamheden waartoe hij ingevolge wettelijke bepalingen bevoegd is, de hulp in te roepen van de politie en de Koninklijke marechaussee of andere delen van de krijgsmacht. Deze zijn verplicht aan de vordering onmiddellijk te voldoen.

Hoofdstuk

4

Bijzondere bepalingen

§

1

Douane-expediteur

Artikel

30

Artikel

31

Van de mogelijkheid om bij het doen van een douaneaangifte als indirect vertegenwoordiger op te treden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, tweede streepje, van het Communautair douanewetboek kan slechts gebruik worden gemaakt door een douane-expediteur. Hij dient daartoe schriftelijk te zijn gemachtigd.

Artikel

32

De douane-expediteur is gehouden aan zijn opdrachtgever een rekening te verstrekken waarin de ten behoeve van deze aan het Rijk betaalde rechten bij invoer, administratieve boeten, interest en kosten afzonderlijk zijn omschreven.

Artikel

32a

Artikel

33

Artikel

34

Vervallen

§

2

Kosten

Artikel

35

Artikel

36

Hoofdstuk

5

Bestuurlijke boeten

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Het overtreden van een krachtens wettelijke bepalingen vastgestelde algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan bij die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling worden aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de inspecteur degene aan wie het verzuim te wijten is een boete kan opleggen van ten hoogste het in die algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling te vermelden bedrag. Dat bedrag beloopt ten hoogste € 90 indien het verzuim betrekking heeft op een algemene maatregel van bestuur, en beloopt ten hoogste € 45 indien het verzuim betrekking heeft op een ministeriële regeling.

Artikel

41

De bevoegdheid tot het opleggen van de boeten, bedoeld in dit hoofdstuk, vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop het verzuim of het vergrijp waarop de boete betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Hoofdstuk

6

Strafrechtelijke bepalingen

Artikel

44

Artikel

45

Degene die goederen in strijd met wettelijke bepalingen niet aanbrengt bij een douanekantoor van uitgang, of goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap voert in strijd met artikel 183 van het Communautair douanewetboek, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49a

Degene die niet voldoet aan de hem bij artikel 10a opgelegde verplichting, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

51a

Het recht tot strafvervolging op de voet van dit hoofdstuk, of ingevolge de artikelen 70 en 71 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met betrekking tot een verzuim of een vergrijp als bedoeld in hoofdstuk 5 van deze wet, vervalt ten aanzien van degene aan wie de inspecteur ter zake van dat verzuim of dat vergrijp reeds een bestuurlijke boete heeft opgelegd.

Hoofdstuk

7

Inbeslag- en inbewaringneming

Artikel

52

Artikel

53

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

54

Ter zake van de compenserende interesten, bedoeld in de artikelen 589 en 709 van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek, is artikel 36 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

56

Indien ingevolge artikel 198 van het Communautair douanewetboek aanvulling dan wel vervanging van de gestelde zekerheid wordt geëist, draagt belanghebbende er zorg voor dat deze aanvulling dan wel vervanging geschiedt binnen vier weken nadat deze eis is bekendgemaakt.

Artikel

57

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de talen waarin aangiften kunnen worden gedaan.

Artikel

58

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter verzekering van een juiste toepassing van de wettelijke bepalingen nadere regels worden gesteld ter aanvulling van de in de wettelijke bepalingen geregelde onderwerpen.

Artikel

59

Ten aanzien van de invordering van de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer blijft artikel 48 buiten toepassing.

Artikel

60

Deze wet treedt in werking op een bij wet te bepalen tijdstip.

Artikel

61

Deze wet wordt aangehaald als: Douanewet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager