Besluit van 14 november 1995, houdende uitvoering van artikel 22, eerste lid, onderdeel e, en 40, eerste en vierde lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 18 juli 1995, no. BGW95-1663M, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen, Afdeling Verzekeringswezen;
Gelet op de artikelen 22, eerste lid, onderdeel e, 40, eerste en vierde lid, en 92, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;
Gezien de adviezen van de Verzekeringskamer en van het Verbond van Verzekeraars;
De Raad van State gehoord (advies van 12 september 1995, no. W06.95.0405;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 8 november 1995, no. BGW95-2102U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Het minimum bedrag van de solvabiliteitsmarge, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf bedraagt de som van de volgende berekeningen:

  • a.

    voor verzekeringen waarbij door de verzekeraar beleggingsrisico wordt gelopen: vier procent van de bruto technische voorzieningen, vermenigvuldigd met de verhouding tussen de technische voorzieningen onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering en de bruto technische voorzieningen aan het eind van het afgelopen boekjaar: dit verhoudingsgetal bedraagt ten minste vijfentachtig procent;

  • b.

    voor verzekeringen waarbij door de verzekeraar geen beleggingsrisico wordt gelopen en waarbij de beheerslasten voor een periode van meer dan vijf jaar zijn vastgelegd: een procent van de technische voorzieningen aan het einde van het boekjaar;

  • c.

    voor uitstaande depots ten behoeve van uitvaarten: één procent van het depotbedrag;

  • d.

    voor alle verzekeringen: 0,3 procent van het risicokapitaal bij overlijden; de uitkomst wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen het risicokapitaal onder aftrek van de overdrachten uit hoofde van herverzekering en het risicokapitaal in het afgelopen boekjaar: dit verhoudingsgetal is tenminste vijftig procent;

  • e.

    voor de aanvullende verzekeringen: achttien procent van de in het afgelopen boekjaar geboekte premies en van de in rekening gebrachte poliskosten, indien en voorzover deze premies en kosten niet meer bedragen dan tien miljoen euro, vermeerderd met zestien procent van deze premies en kosten, indien en voorzover deze meer bedragen dan tien miljoen euro. De uitkomst van deze berekening wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen de uitkeringen die voor eigen rekening komen van de verzekeraar na overdracht uit hoofde van herverzekering en de bruto uitkeringen in het laatste boekjaar; dit verhoudingsgetal is ten minste vijftig procent.

Artikel

2

Artikel

3

Tot dekking van het in artikel 22, eerste lid, onderdeel e, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf bedoelde minimum bedrag van het garantiefonds kunnen slechts de volgende, door de verzekeraar voor eigen rekening aangehouden waarden dienen:

  • a.

    schatkistpapier ten laste van de Staat der Nederlanden;

  • b.

    aandelen, schuldbrieven, winst-, oprichtings- en optiebewijzen, warrants en soortgelijke waardepapieren;

  • c.

    bewijzen van rechten van deelgenootschap;

  • d.

    certificaten van waarden, bedoeld in de onderdelen b en c;

  • e.

    recepissen van waarden, bedoeld in de onderdelen a tot en met c;

  • f.

    schuldbekentenissen jegens de verzekeraar, niet zijnde schatkistpapier of schuldbrieven, ten laste van of rechtstreeks en onvoorwaardelijk voor rente en aflossing gewaarborgd door de Staat of andere Nederlandse openbare lichamen;

  • g.

    schuldbekentenissen jegens de verzekeraar, niet zijnde schuldbrieven, ten laste van in Nederland gevestigde naamloze vennootschappen of ten laste van een ingevolge artikel 52, tweede lid, onderdelen a, b, c of d, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 geregistreerde kredietinstelling.

Artikel

4

De waardering en de spreiding van de waarden, bedoeld in artikel 3, moeten zijn toegestaan door de Pensioen-& Verzekeringskamer.

Artikel

5

Met betrekking tot de schuldbekentenissen, bedoeld in artikel 3, onderdelen f en g, geldt dat uit deze schuldbekentenissen dan wel uit een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst moet blijken:

  • a.

    dat ten aanzien van de schuldvordering waarvan uit de schuldbekentenis blijkt, geen overeenkomst wordt gesloten noch enige andere rechtshandeling wordt verricht zonder toestemming van de Pensioen-& Verzekeringskamer;

  • b.

    dat overeengekomen aflossingen en rentebetaling niet zonder toestemming van de Pensioen-& Verzekeringskamer geschieden, wanneer de Verzekeringskamer dat aan de schuldenaar heeft verboden;

  • c.

    dat extra aflossingen en vervroegde rentebetalingen niet geschieden zonder toestemming van de Pensioen-& Verzekeringskamer;

  • d.

    dat aflossingen en rentebetalingen, verricht in strijd met de onderdelen b en c, niet in mindering komen op de schuldvordering;

  • e.

    dat de schuldenaar zich niet op verrekening zal beroepen.

Artikel

6

Artikel

9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit solvabiliteitsmarge natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

bedoeld in artikel 7a, eerste lid

Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld bij de artikelen 4, 5 en 6, eerste lid, van dit besluit, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 10 B van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, bedraagt € 5 445.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4 538 000; factor 1;

Categorie II: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4 538 000 maar minder dan € 22 689 000; factor 2;

Categorie III: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22 689 000 maar minder dan € 113 445 000; factor 3;

Categorie IV: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113 445 000 maar minder dan € 453 780 000; factor 4;

Categorie V: natura-uitvaartverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000; factor 6.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de Pensioen-& Verzekeringskamer beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.