Artikel
1
Er zijn twee diploma's in de archivistiek:
-
a.
het diploma archivistiek A en
-
b.
het diploma archivistiek B.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Er zijn twee diploma's in de archivistiek:
het diploma archivistiek A en
het diploma archivistiek B.
Tot en met het studiejaar 2005–2006 wordt het diploma archivistiek A verkregen door met goed gevolg het afsluitende examen af te leggen, verbonden aan een aangewezen opleiding als bedoeld in het tweede lid.
Op aanvraag van een instelling voor wetenschappelijk onderwijs wijst Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een opleiding in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de boek- en informatiewetenschap met 168 studiepunten aan als een opleiding ter verkrijging van het diploma archivistiek A, indien de onderwijseenheden van die opleiding naar zijn oordeel de archivistiek in voldoende mate betreffen.
Tot en met het studiejaar 2005–2006 wordt het diploma archivistiek B verkregen door met goed gevolg het afsluitende examen af te leggen, verbonden aan een aangewezen opleiding als bedoeld in het tweede lid.
Op aanvraag van een instelling voor hoger beroepsonderwijs wijst Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een opleiding in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek op het terrein van bibliotheek en documentaire informatie met 168 studiepunten aan als een opleiding ter verkrijging van het diploma archivistiek B, indien de onderwijseenheden van die opleiding naar zijn oordeel de archivistiek in voldoende mate betreffen.
De bevoegdheid van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 3, tweede lid, vervalt met ingang van het studiejaar 2001–2002.
Onverminderd de artikelen 2 en 3 wordt het diploma archivistiek A of het diploma archivistiek B tot en met het studiejaar 2000–2001 tevens verkregen door het met goed gevolg afleggen van een examen ten overstaan van een examencommissie waarvan de leden door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen worden benoemd.
Bij ministeriële regeling worden in ieder geval regels gesteld omtrent:
de vakken die geëxamineerd worden;
de vaststelling van de tijdstippen en de plaats van de examens of herexamens;
de wijze van aanmelding;
de wijze van afnemen en de duur van het examen voor elk vak;
het overleggen van een werkstuk en van een verklaring betreffende praktische werkzaamheid;
de hoogte van het examengeld;
het instellen van beroep tegen besluiten van de examencommissie.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de samenstelling en werkwijze van de examencommissie.
Tot het examen ter verkrijging van het diploma archivistiek A wordt toegelaten degene die:
in het bezit is van het getuigschrift van een aan een Nederlandse universiteit met goed gevolg afgelegd afsluitend examen verbonden aan een opleiding op het gebied van het recht, op het gebied van taal en cultuur, dan wel een met één van deze getuigschriften bij of krachtens enige wet gelijkgesteld getuigschrift, en
gedurende ten minste één jaar praktisch werkzaam is geweest bij één of meer archiefbewaarplaatsen, waarvan de beheerder in het bezit is van de hoedanigheid van hoger archiefambtenaar, bedoeld in artikel 9 van de Archiefwet 1962, dan wel van het diploma archivistiek A;
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het vierde lid, onderdeel a, aan degene die in het bezit is van het getuigschrift van een aan een Nederlandse universiteit met goed gevolg afgelegd afsluitend examen verbonden aan een andere opleiding dan genoemd in het vierde lid, onderdeel a, dan wel van een met zo'n getuigschrift bij of krachtens enige wet gelijkgesteld getuigschrift.
Tot het examen ter verkrijging van het diploma archivistiek B wordt toegelaten degene die:
in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd eindexamen aan een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, dan wel van een met dit getuigschrift bij of krachtens enige wet gelijkgesteld getuigschrift, en
gedurende ten minste één jaar praktisch werkzaam is geweest bij één of meer archiefbewaarplaatsen, waarvan de beheerder in het bezit is van de hoedanigheid van middelbaar archiefambtenaar, bedoeld in artikel 9 van de Archiefwet 1962, dan wel van het diploma archivistiek B, of praktisch werkzaam is geweest onder toezicht van een provinciaal inspecteur als bedoeld in artikel 28 van de Archiefwet 1995.
Degene die de in artikel 9 van de Archiefwet 1962 bedoelde hoedanigheid van middelbaar of hoger archiefambtenaar bezit, voldoet aan de benoembaarheidsvereisten, bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, 26, tweede lid, 28, tweede lid, 32, eerste lid, en 37, eerste lid, van de Archiefwet 1995.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Archiefwet 1995 in werking treedt en vervalt met ingang van het studiejaar 2006–2007.
Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit opleidingen en diploma's archivistiek.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.