Wet van 21 december 1995, tot wijziging van de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet (invoering partnerpensioen), alsmede van de Uitkeringswet gewezen militairen (rechtspositionele erkenning van andere relatievormen dan het huwelijk)

Wijzigingswet Algemene burgerlijke pensioenwet enz. (invoering partnerpensioen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het thans in de Algemene burgerlijke pensioenwet en de Algemene militaire pensioenwet bestaande onderscheid tussen de gehuwde ambtenaar en de ambtenaar die niet-gehuwd samenwoont, ongedaan te maken wat betreft de rechten die bij hun overlijden bestaan voor hun nabestaanden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

III

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IV

Artikel

V

Ten aanzien van een aanmelding die plaatsvindt voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt de man of vrouw met wie de ambtenaar, gewezen ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar onderscheidenlijk de militair, gewezen militair of gepensioneerd militair op hetzelfde woonadres in het persoonsregister is opgenomen gelijk gesteld aan de man of vrouw die als ingezetene met hetzelfde woonadres in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, bedoeld in het bij deze wet in de Algemene burgerlijke pensioenwet ingevoegde artikel A 5 onderscheidenlijk het in de Algemene militaire pensioenwet ingevoegde artikel A 5a.

Artikel

VI

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Staatssecretaris van Defensie, J. C. Gmelich Meijling
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager