Wet van 21 december 1995, tot vaststelling van een kader voor regeling van rechten en verplichtingen van overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel ter zake van vrijwillig vervroegd uittreden

Wet kaderregeling vut overheidspersoneel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat geldelijke aanspraken en daarmee verband houdende verplichtingen bij vrijwillig vervroegd uittreden, van overheidspersoneel, onderwijspersoneel en daarmee gelijk te stellen personeel, de wijze van financiering van die aanspraken en de verdeling van de financieringslasten tussen de overheids-, de onderwijs- en daarmee overeenkomende organisaties en het personeel van die organisaties, kunnen worden geregeld naar privaatrechtelijk model;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Een gezag of bestuur van een instelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, die publiekrechtelijk van aard is, kan een vut-overeenkomst aangaan, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel e, de regeling die dat bestuur en zijn wederpartij of wederpartijen daarmee beogen te treffen uitsluitend de desbetreffende instelling en haar personeel aangaat. Artikel 2, derde lid, is niet van toepassing.

Artikel

6

Artikel

7

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

12

Artikel

13

Deze wet wordt aangehaald als: Wet kaderregeling vut overheidspersoneel.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager