Wet van 21 december 1995, houdende algemene regels ter verzekering van de beveiliging door waterkeringen tegen overstromingen door het buitenwater en regeling van enkele daarmee verband houdende aangelegenheden

Wet op de waterkering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de beveiliging tegen overstroming door het buitenwater - in het bijzonder bij hoge stormvloeden, bij hoog opperwater van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer of bij een combinatie daarvan - een wezenlijk vereiste is voor de bewoonbaarheid van ons land;
dat het gewenst is algemene regels te stellen omtrent de mate van beveiliging die in onderscheidene gebieden moet zijn gewaarborgd, alsmede procedurele voorzieningen te treffen om een versnelde uitvoering van nieuwe of versterkingswerken - met het oog op het zo spoedig mogelijk bereiken van die mate van beveiliging - te kunnen verzekeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In het gestelde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

"dijkringgebied": een gebied dat door een stelsel van waterkeringen beveiligd moet zijn tegen overstroming, in het bijzonder bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer, bij hoog water van het Markermeer of bij een combinatie daarvan;

"primaire waterkering": een waterkering, die beveiliging biedt tegen overstroming doordat deze ofwel behoort tot het stelsel dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden omsluit, ofwel vóór een dijkringgebied is gelegen;

"buitenwater": het oppervlaktewater waarvan de waterstand direct invloed ondergaat bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer, bij hoog water van het Markermeer of bij een combinatie daarvan;

"beheerder": de overheid waarbij de primaire waterkering in beheer is.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Indien bovenregionale belangen daartoe nopen, wijst Onze Minister waterkeringen, niet zijnde primaire waterkeringen, aan, waarvoor gedeputeerde staten met het oog op het voorkomen van onveilige situaties en ernstige schade binnen een door hem te bepalen termijn een veiligheidsnorm vaststellen. Deze vaststelling geschiedt bij verordening.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de door de beheerder te verrichten beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen.

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

7b

Artikel

7d

Artikel

7e

Op de voorbereiding van de in artikel 7d, eerste lid, bedoelde besluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    de ontwerpen van de besluiten binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn worden toegezonden aan gedeputeerde staten, die zorg dragen voor de in artikel 3:13, eerste lid, van die wet bedoelde toezending;

  • b.

    gedeputeerde staten ten aanzien van de ontwerpen van de besluiten gezamenlijk toepassing kunnen geven aan de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:12 van die wet;

  • c.

    zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;

  • d.

    in afwijking van artikel 3:18 van die wet de besluiten worden genomen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn;

  • e.

    de besluiten onverwijld worden gezonden aan gedeputeerde staten;

  • f.

    gedeputeerde staten beslissen over de toepassing van artikel 3:18, tweede lid, van die wet.

Artikel

7f

Artikel

7g

Artikel

7h

De in artikel 7d, eerste lid, bedoelde besluiten worden, voor zover zij gecoördineerd zijn voorbereid, gelijktijdig door gedeputeerde staten bekendgemaakt.

Artikel

7k

Artikel

8

De beheerder betrekt bij de voorbereiding van het plan in ieder geval gedeputeerde staten van de provincie en burgemeester en wethouders van de gemeenten op wier grondgebied het plan wordt uitgevoerd.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Artikel

13

De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van:

  • a.

    een overzichtskaart waarop de ligging van de primaire waterkering staat aangegeven;

  • b.

    een legger waarin is omschreven waaraan die waterkering moet voldoen naar richting, vorm, afmeting en constructie;

  • c.

    een technisch beheersregister waarin de voor het behoud van het waterkerend vermogen kenmerkende gegevens van de constructie en de feitelijke toestand nader zijn omschreven.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

36

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de waterkering.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie W. Sorgdrager

Bijlage

I

Bijlage

IA

Bijlage

II

als bedoeld in artikel 3

Dijkringgebieden en veiligheidsnormen

1.

1/2000

2.

1/2000

3.

1/2000

4.

1/2000

5.

1/4000

6.

1/4000

7.

1/4000

8.

1/4000

9.

1/1250

10.

1/2000

11.

1/2000

12.

1/4000

13.

1/10000

13a.

1/4000

13b.

1/1250

14.

1/10000

15.

1/2000

16.

1/2000

17.

1/4000

18.

1/10000

19.

1/10000

20.

1/4000

21.

1/2000

22.

1/2000

23.

1/2000

24.

1/2000

25.

1/4000

26.

1/4000

27.

1/4000

28.

1/4000

29.

1/4000

30.

1/4000

31.

1/4000

32.

1/4000

33.

1/4000

34.

1/2000

34a.

1/2000

35.

1/2000

36.

1/1250

36a.

1/1250

37.

1/1250

38.

1/1250

39.

1/1250

40.

1/500

41.

1/1250

42.

1/1250

43.

1/1250

44.

1/1250

45.

1/1250

46.

1/1250

47.

1/1250

48.

1/1250

49.

1/1250

50.

1/1250

51.

1/1250

52.

1/1250

53.

1/1250

Bijlage

IIA

als bedoeld in artikel 3, eerste lid

Dijkringgebieden en veiligheidsnormen

Nummer

Gemiddeld per jaar

54.

1/250

55.

1/250

56.

1/250

57.

1/250

58.

1/250

59.

1/250

60.

1/250

61.

1/250

62.

1/250

63.

1/250

64.

1/250

65.

1/250

66.

1/250

67.

1/250

68.

1/250

69.

1/250

70.

1/250

71.

1/250

72.

1/250

73.

1/250

74.

1/250

75.

1/250

76.

1/250

77.

1/250

78.

1/250

79.

1/250

80.

1/250

81.

1/250

82.

1/250

83.

1/250

84.

1/250

85.

1/250

86.

1/250

87.

1/250

88.

1/250

89.

1/250

90.

1/250

91.

1/250

92.

1/250

93.

1/250

94.

1/250

95.

1/250