werkelijke dienst: de tijd gedurende welke de militair:
1°.
is aangesteld bij het beroepspersoneel en hij niet op nonactiviteit is gesteld en hem geen buitengewoon verlof van lange duur zonder behoud van inkomsten is verleend;
2°.
behoort tot het reserve-personeel en als zodanig feitelijk onder de wapenen is;
f.
rang: een militaire rang en stand of klasse, voor zover niet titulair toegekend;
g.
officier: de militair met de rang van luitenant ter zee der derde klasse, tweede luitenant of met een hogere rang;
h.
gezin en gezinsleden: de echtgenote van de militair en de kinderen, stief- en pleegkinderen van de militair of van zijn echtgenote;
i.
salaris: het bedrag dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de militair is vastgesteld op grond van artikel 5;
j.
salarisschaal: een reeks van salarissen, behorende bij een bepaalde rang;
k.
bezoldiging: het salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overbruggingstoelage, bedoeld in artikel 9, en de garantietoelage minimumloon, bedoeld in artikel 10;
l.
inkomsten: alle beloningen in geld waarop de militair aanspraak kan maken bij of krachtens dit besluit;
m.
salarisnummer:
het getal dat in een salarisschaal voor een salaris is vermeld;
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder militair: degene die is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger werkzaam te zijn.
degene die door de militair als partner is aangemeld bij de Stichting Pensioenfonds ABP en door het bestuur van dat fonds als zodanig is aangemerkt, op voorwaarde dat de militair een bewijs van die aanmelding heeft overgelegd aan de commandant;
Artikel
2
Afwijking van dit besluit
1
Onze Minister kan in geval van buitengewone omstandigheden tijdelijk afwijken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, indien en voor zolang dit met het oog op de goede uitvoering van de operationele taken van de krijgsmacht noodzakelijk wordt geacht.
2
Bij ministeriële regeling kunnen voorts afwijkende regelen worden gesteld ten aanzien van militairen, die zijn tewerkgesteld of ingezet:
a.
onder leiding of toezicht van een orgaan van de Verenigde Naties;
b.
bij of ten behoeve van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke strijdkrachten;
c.
ten behoeve van operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere verplichtingen door Nederland aangegaan;
d.
buiten het Ministerie van Defensie anders dan in de gevallen, bedoeld onder a, b en c.
3
Bij ministeriële regeling kan voor de militair die verblijft buiten Nederland worden afgeweken van hetgeen bij of krachtens dit besluit is bepaald, voor zover het betreft de aanspraak op voor gehuwde militairen geldende voorzieningen.
Artikel
3
Vaststelling inkomsten
1
Voor zover in dit besluit niet anders is bepaald, heeft de militair aanspraak op inkomsten voor elke dag dat hij in werkelijke dienst is; daarbij wordt een gedeelte van een dag aangemerkt als een volle dag.
2
Bij de vaststelling van inkomsten die zijn uitgedrukt per maand wordt een maand gesteld op dertig dagen. Bij de berekening over een gedeelte van een maand wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door dertig. Een wijziging van inkomsten op de eenendertigste van een maand gaat in op de eerste dag van de volgende maand.
3
Tenzij anders is bepaald, kan op inkomsten die zijn uitgedrukt per dag of per tijdseenheid van langere duur en die niet tot de bezoldiging behoren, slechts aanspraak bestaan voor de tijd dat aanspraak bestaat op bezoldiging. Bedoelde inkomsten worden dan toegekend in evenredigheid met de bezoldiging waarop aanspraak bestaat.
Artikel
3a
Nabetalingen
Betalingen op grond van dit besluit of op grond van andere regelingen inzake beloningen van de militair, waarop vóór 1 januari 2001 aanspraak is ontstaan maar die in 2001 worden uitbetaald en waarover loonheffing is verschuldigd, worden verhoogd met 1,9%.
Artikel
3b
Berekening pensioen gevend inkomen
Voor de berekening van het pensioen gevend inkomen worden aanspraken op grond van dit besluit of op grond van andere regelingen inzake beloningen van de militair, vermenigvuldigd met een factor 1/1,019 met inachtneming van een maximale vermindering van het pensioen gevend inkomen van f 139,84.
Hoofdstuk
2
Bezoldiging
Artikel
4
Vaststelling salarisschalen
De salarisschalen voor militairen zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage A of B, die blijkens het opschrift betrekking heeft op het krijgsmachtdeel waartoe de militair behoort.
Artikel
5
Salaris
1
De militair heeft aanspraak op een salaris dat wordt bepaald met inachtneming van:
a.
het krijgsmachtdeel waartoe hij behoort;
b.
zijn rang en
c.
zijn salarisnummer.
2
De militair van de Koninklijke landmacht die behoort tot het Korps Nationale Reserve heeft aanspraak op 50 procent van het salaris dat op grond van het eerste lid wordt vastgesteld, indien hij werkelijke dienst verricht ter zake van bij ministeriële regeling vastgestelde activiteiten.
3
De militair heeft in de volgende gevallen aanspraak op een verhoging van zijn salaris met een in bijlage C van dit besluit in tabel 2 opgenomen bedrag boven het maximum van zijn salarisschaal:
a.
indien hij behoort tot de Koninklijke marine:
1°.
met de rang van matroos der eerste klasse: met ingang van de maand waarin zes, acht, tien of achttien jaren zijn verstreken sinds bedoeld schaalmaximum is bereikt, met dien verstande dat op het bedrag behorende bij achttien jaren of meer niet vóór 1 april 1996 aanspraak bestaat;
2°.
met de rang van korporaal: met ingang van de maand waarin zes of acht jaren zijn verstreken sinds bedoeld schaalmaximum is bereikt;
b.
indien hij behoort tot de Koninklijke landmacht of de Koninklijke luchtmacht:
1°.
met de rang van korporaal: met ingang van de maand waarin zes, acht of tien jaren zijn verstreken sinds bedoeld schaalmaximum is bereikt;
2°.
met de rang van korporaal der eerste klasse: met ingang van de maand waarin zes, acht, tien of veertien jaren zijn verstreken sinds bedoelde schaalmaximum is bereikt, met dien verstande dat op het bedrag behorende bij veertien jaren of meer niet vóór 1 april 1996 aanspraak bestaat;
3°.
met de rang van sergeant: met ingang van de maand waarin zes of acht jaren zijn verstreken sinds bedoeld schaalmaximum is bereikt.
Artikel
5a
Overgangsbepaling
Voor de militair van 18 tot en met 23 jaar met de stand van matroos der derde klasse, matroos der tweede klasse, soldaat en soldaat der eerste klasse, voor wie op 31 maart 1998 een salaris gold als vermeld in de bijlagen A en B van dit besluit, zoals deze luidden op bedoelde dag, geldt, in afwijking van artikel 5, eerste lid, het hieronder vermelde salaris:
0
f 2 033,–
f 2 075,–
1
f 2 323,–
f 2 371,–
2
f 2 614,–
f 2 668,–
3
f 2 904,–
f 2 964,–
4
f 2 939,–
f 3 008,–
Artikel
6
Zakgeld
Vervallen
Artikel
7
Salarisnummer bij aanstelling, verhoging salarisnummer
1
De bevelhebber kent de militair bij aanstelling een salarisnummer binnen de bij zijn rang behorende salarisschaal toe op basis van kennis en ervaring van de militair.
2
Aan de militair van 20, 21, 22 of 23 jaar en ouder wordt bij aanstelling respectievelijk ten minste salarisnummer 1, 2, 3 of 4 toegekend.
3
Het salarisnummer van de militair wordt jaarlijks met één verhoogd. Deze verhoging is ook van toepassing op de militair, die het maximum van de salarisschaal heeft bereikt.
4
De in het derde lid bedoelde verhoging van het salarisnummer vindt plaats met ingang van de eerste dag van de maand waarin één jaar is verstreken sedert de dag waarop zijn salarisnummer voor de laatste maal is toegekend.
5
De bevelhebber kan een hoger salarisnummer toekennen aan een militair, indien deze naar het oordeel van de bevelhebber daarvoor in aanmerking komt.
6
De bevelhebber kan een verhoging van het salarisnummer achterwege laten, indien de militair niet naar behoren functioneert.
Artikel
8
Salarisnummer bij bevordering
1
De militair behoudt zijn salarisnummer indien hij wordt bevorderd.
2
Indien het salarisnummer van een militair, na bevordering, lager is dan het laagste salarisnummer waarvoor bij zijn nieuwe salarisschaal een bedrag is opgenomen, wordt de militair door de bevelhebber een hoger salarisnummer toegekend, zodanig dat de militair aanspraak verkrijgt op het laagste bedrag behorende bij zijn nieuwe salarisschaal.
3
Indien de in het tweede lid bedoelde militair tijdelijk is bevorderd en de rang herkrijgt die hij had voordat hij tijdelijk werd bevorderd, vervalt de in het vorige lid bedoelde verhoging van het salarisnummer.
Artikel
8a
Overgangsbepaling 1 juni 2001
1
Voor de militair, die op 31 mei 2001 aanspraak maakt op salaris, wordt op 1 juni 2001 zijn tot die tijd geldende diensttijd omgezet in een salarisnummer aan de hand van de salarisschalen van bijlage A en B en met inachtneming van het volgende:
a.
Het salarisnummer wordt toegekend zodanig, dat het salaris op 1 juni 2001 gelijk is aan het salaris dat voor hem op die datum zou hebben gegolden bij toepassing van dit besluit zoals dat luidde op 31 mei 2001;
b.
Indien dit salaris niet voorkomt in de salarisschaal wordt het salarisnummer toegekend zodanig, dat het salaris gelijk is aan het eersthogere bedrag in de salarisschaal;
c.
Voor de militair, die één of meer jaren diensttijd had boven de diensttijd behorende bij het maximum salaris in de salarisschaal, wordt het salarisnummer hoger vastgesteld overeenkomstig dat aantal jaren diensttijd.
2
In afwijking van artikel 7, vierde lid, wordt voor de militair, die op 31 mei 2001 aanspraak maakt op salaris, de datum van de eerstvolgende verhoging van het salarisnummer na 1 juni 2001 als volgt vastgesteld:
a.
voor de militair, bedoeld in het eerste lid, onder b: één jaar na de toekenning van het salarisnummer;
b.
voor de militair, voor wie de diensttijd vóór 1 juni 2001 met tenminste een jaar is vermeerderd en voor de officier, niet bedoeld onder a: overeenkomstig de diensttijdbepalingen van dit besluit zoals deze luidden op 31 mei 2001;
c.
voor de overige militairen: de eerste dag van de maand waarin één jaar is verstreken sedert zijn aanstelling.
Artikel
9
Overbruggingstoelage
1
Een militair wiens salaris vermindering ondergaat, heeft aanspraak op een overbruggingstoelage ten bedrage van die vermindering, indien hij:
a.
na een verandering in zijn dienstverhouding tot het Rijk - in verband met het volgen van een opleiding wordt aangesteld in een lagere rang; of
b.
na overgang naar een ander krijgsmachtdeel aanspraak heeft op een lager salaris.
2
Een militair, voor wie na bevordering de functioneringstoelage is vervallen, of het bedrag ervan op nul is gesteld, heeft aanspraak op een overbruggingstoelage indien hij na bevordering aanspraak heeft op een salaris dat lager is dan het salaris vermeerderd met de functioneringstoelage waarop hij direct voorafgaande aan die bevordering aanspraak had, ten bedrage van deze vermindering.
3
Indien het salaris van de militair aan wie een overbruggingstoelage is toegekend, wordt verhoogd anders dan op grond van een algemene salarismaatregel, wordt de overbruggingstoelage met het bedrag van die verhoging verminderd.
4
Geen aanspraak op een overbruggingstoelage wordt verleend, dan wel de aanspraak op de toegekende overbruggingstoelage vervalt, indien de militair na een tijdelijke rang te hebben bekleed, de rang herkrijgt die hij had voordat hij tijdelijk werd bevorderd.
5
Voor de militair, die op 31 december 2000 aanspraak heeft op een overbruggingstoelage, wordt de toelage met ingang van 1 januari 2001 verhoogd met 1,9%.
Artikel
10
Garantietoelage minimumloon
De militair wiens salaris - in voorkomend geval verhoogd met een overbruggingstoelage - lager is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd, heeft aanspraak op een garantietoelage minimumloon ten bedrage van het verschil.
Hoofdstuk
3
Andere inkomsten
Artikel
11
Waarnemingstoelage
1
De militair die is belast met de volledige waarneming van een functie, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, heeft, indien aan die functie een hogere rang is verbonden, voor de duur van de waarneming aanspraak op een waarnemingstoelage.
2
De toelage wordt toegekend, indien de waarneming ten minste een tijdvak van dertig aaneengesloten dagen heeft geduurd.
3
Het bedrag van de toelage is gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging waarop de militair aanspraak heeft en de bezoldiging waarop hij aanspraak zou hebben, indien de waargenomen functie hem zou zijn toegewezen en hij dientengevolge zou zijn bevorderd tot de aan die functie verbonden rang.
Het bedrag van de toeslag is gelijk aan vier maal het verschil tussen het salaris waarop hij aanspraak maakt na de bevordering en het salaris waarop hij aanspraak maakte voor de bevordering.
Artikel
12
Bindingspremie
1
De bevelhebber kan aan een militair, die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel, een premie toekennen, indien hij na afloop van een voor hem uit artikel 7, eerste lid, dan wel artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement voortvloeiende verplichting nog gedurende een bepaalde periode onafgebroken deel heeft uitgemaakt van het beroepspersoneel voor onbepaalde tijd. De toekenning geschiedt naar bij ministeriële regeling te stellen regels.
2
Uitbetaling van de premie vindt plaats binnen twee maanden nadat de militair de in het eerste lid bedoelde periode heeft voltooid.
Artikel
12a
Functioneringstoelage
1
Onze Minister kan een functioneringstoelage toekennen aan de militair met een rang van luitenant-generaal, vice-admiraal of hoger, of aan de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.
2
De bevelhebber kan aan een militair, niet bedoeld in het eerste lid, die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel en het voor hem geldende maximumsalaris heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen, indien de wijze van functioneren van die militair daartoe naar het oordeel van de bevelhebber aanleiding geeft.
3
De functioneringstoelage wordt toegekend voor een periode van tenminste één jaar.
4
De functioneringstoelage bedraagt ten hoogste 10 procent van het voor de militair geldende salaris.
5
Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, wordt bevorderd, niet zijnde een tijdelijke bevordering, komt de functioneringstoelage met ingang van de datum van de bevordering te vervallen.
6
Indien de militair, die een functioneringstoelage geniet, tijdelijk wordt bevorderd, wordt het bedrag van de functioneringstoelage gedurende de tijd dat hij de tijdelijke rang bekleedt, op nul gesteld.
Artikel
13
Beloningen
1
Aan een militair die zich tijdens het verblijf in werkelijke dienst bijzonder heeft onderscheiden door optreden of gedragingen dan wel door buitengewone toewijding of bijzondere loffelijke dienstverrichtingen, kunnen, naar bij ministeriële regeling te stellen regels één of meer van de onderstaande beloningen worden toegekend:
a.
geschenk;
b.
geldelijke beloning;
c.
functioneringsgratificatie.
2
De minister kan de beloningen, genoemd in het eerste lid, toekennen aan een militair met de rang van luitenant-generaal, vice-admiraal, generaal of luitenant-admiraal, of aan de commandant van het wapen der Koninklijke marechaussee.
3
De commandant kan de beloningen, genoemd in het eerste lid, toekennen aan een militair niet bedoeld in het tweede lid.
4
Het maximumbedrag van de beloningen, genoemd in het eerste lid, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
Artikel
14
Vakantie-uitkering
1
De militair met aanspraak op salaris heeft aanspraak op een vakantie-uitkering ten bedrage van 8 procent van de door hem genoten bezoldiging, in voorkomend geval vermeerderd met:
a.
de waarnemingstoelage;
b.
de toelage officieren-arts, -tandarts, of -apotheker, zodra deze laatstelijk gedurende vijf jaren onafgebroken is genoten;
c.
de brevettoelage voor het vervullen van een eerste partij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;
d.
de brevettoelage voor het vervullen van een solistenpartij bij de marinierskapel der Koninklijke marine;
Het minimumbedrag van de vakantie-uitkering is voor de militair:
a.
met salarisnummer 0: f 195,57;
b.
met salarisnummer 1: f 223,51;
c.
met salarisnummer 2: f 251,45;
d.
met salarisnummer 3 of hoger: f 279,39.
3
Ten aanzien van de militair op wie artikel 17, eerste lid, van toepassing is, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de inkomsten waarop die militair aanspraak zou hebben, indien de verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.
4
Indien de militair - anders dan op grond van artikel 17 - aanspraak heeft op een gedeelte van de voor hem geldende inkomsten, wordt het in het tweede lid, onder a, bedoelde bedrag naar evenredigheid verminderd.
Artikel
15
Eindejaarsuitkering
1
De militair respectievelijk de gewezen militair met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,3% van de door hem genoten bezoldiging respectievelijk de door hem genoten uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen of het door hem genoten wachtgeld als bedoeld in artikel 22 van het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel na toepassing van de bij of krachtens die wet respectievelijk die regeling geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf. Bij ministeriële regeling kan de eindejaarsuitkering worden verhoogd met een nominaal bedrag, overeenkomstig de desbetreffende vaststelling bij overige overheidssectoren.
2
De militair respectievelijk de gewezen militair met een lagere rang dan die van vice-admiraal of luitenant-generaal heeft aanspraak op een eindejaarsuitkering ten bedrage van 0,6% van de door hem genoten bezoldiging respectievelijk de door hem genoten uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen of het door hem genoten wachtgeld als bedoeld in artikel 22 van het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel na toepassing van de bij of krachtens die wet respectievelijk die regeling geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.
Artikel
15a
Eindejaarsuitkering topfunctionarissen
In afwijking van artikel 15, eerste lid, bedraagt het percentage van de eindejaarsuitkering in 2000 voor de militair met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal 1%.
Artikel
16
Overige inkomsten
1
Bij ministeriële regeling kan de militair aanspraak worden verleend op:
a.
een toelage in verband met het vervullen van een door Onze Minister aangewezen functie of het bezit van een door Onze Minister aangewezen bekwaamheid;
b.
een toelage voor het verrichten van werkzaamheden waaraan naar het oordeel van Onze Minister bijzondere risico’s of inconveniënten zijn verbonden;
c.
een toelage of - in de plaats daarvan - voorzieningen in natura ter zake van het verblijf van de militair buiten Nederland;
d.
een vergoeding van of een tegemoetkoming in de kosten van representatie;
e.
een diensttijdgratificatie bij een - naar het oordeel van Onze Minister - eervolle diensttijd van twaalfeneenhalf, vijfentwintig of vijfendertig jaren;
f.
een toelage dan wel een toeslag, uitsluitend indien de militair is aangesteld bij het reserve-personeel, in verband met het handhaven van zijn beschikbaarheid en inzetbaarheid.
2
Tenzij de bevelhebber om redenen van billijkheid anders bepaalt, is de militair die is aangesteld bij het reserve-personeel en de verplichting op zich heeft genomen om zich gedurende een bepaalde tijd beschikbaar te houden voor inzet in het kader van een door Onze Minister als zodanig aangemerkte vredes- of humanitaire operatie of andere vorm van daadwerkelijke inzet buiten Nederland, verplicht tot terugbetaling van de hem daartoe verstrekte toelage, indien hij deze verplichting niet nakomt.
3
Bij ministeriële regeling wordt de verlening van een uitkering in geval van overlijden of vermissing van de militair aan of ten behoeve van diens nabestaanden geregeld.
Hoofdstuk
4
Inkomsten tijdens bijzondere situaties
Artikel
17
Ziekte
1
De militair die wegens ziekte verhinderd is dienst te verrichten, heeft, zodra die verhindering achttien maanden heeft geduurd, aanspraak op 80 procent van de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden.
2
Indien de militair tijdens de in het eerste lid genoemde termijn gedurende zekere tijd voor ten minste 45 procent van de voor hem normaal geldende arbeidsduur dienst verricht, wordt die termijn voor toepassing van het eerste lid met die tijd verlengd.
3
Voor het bepalen van de in het eerste lid genoemde termijn - in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid - wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting als voortzetting van de voorgaande verhindering beschouwd, indien niet meer dan vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop de militair de dienst volledig heeft hervat.
4
In afwijking van het eerste lid heeft de militair ook na afloop van de in dat lid genoemde termijn - in voorkomend geval verlengd ingevolge het tweede lid - aanspraak op de inkomsten waarop hij aanspraak zou hebben, indien die verhindering tot dienstverrichting niet was ingetreden:
a.
zolang hij voor ten minste 45 procent van de voor hem normaal geldende arbeidsduur dienst verricht;
b.
als de ziekte waardoor hij verhinderd is dienst te verrichten naar het oordeel van de bevelhebber in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of diensten of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moeten worden verricht, en - rekening houdend met die werkzaamheden of diensten en omstandigheden - niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
Artikel
17a
Samenloop tijdens ziekte van inkomsten en uitkering op grond van een wettelijke of bovenwettelijke werknemersverzekering
1
Indien de militair, bedoeld in artikel 17, recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering die berust op de dienstbetrekking waaraan de inkomsten zijn verbonden, wordt die uitkering op het bedrag daarvan in mindering gebracht.
2
Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die militair geen uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt toegekend, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van een uitkering op grond van die wet, zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
3
Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die militair het bedrag van de uitkering op grond van de in het eerste lid bedoelde werknemersverzekering of een bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten.
4
Indien die militair over een periode ter zake van de dienstbetrekking waaraan de inkomsten zijn verbonden aanspraak heeft of had kunnen hebben op een uitkering op grond van de Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is het verplichtingen- en sanctieregime van die wet over die periode van overeenkomstige toepassing.
5
Indien ten aanzien van die wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de bevelhebber zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast op het bedrag aan inkomsten waarop de militair ingevolge het eerste lid aanspraak heeft.
6
De aanspraak op doorbetaling van inkomsten ingevolge artikel 17 vervalt, indien de militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door de bevelhebber aangeboden gangbare arbeid, waartoe de militair geneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.
7
In bijzondere gevallen kan de bevelhebber bepalen dat de ingevolge dit artikel niet genoten inkomsten geheel of gedeeltelijk aan anderen dan aan de militair worden betaald. Na verrekening met deze aan anderen dan aan de militair betaalde inkomsten, worden de eventueel resterende, niet betaalde inkomsten alsnog aan de militair betaald, indien een door hem aangevraagd hernieuwd onderzoek als bedoeld in artikel 102 van het Algemeen militair ambtenarenreglement in zijn voordeel is beslist.
Artikel
18
Ongeoorloofde afwezigheid
Voor elke volledige dag dat de militair zich aan zijn dienstverplichtingen onttrekt, heeft hij geen aanspraak op inkomsten.
gedurende de eerste zes weken van die schorsing aanspraak heeft op tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd;
b.
gedurende de verdere duur van die schorsing:
1°.
aanspraak heeft op minder dan tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd, dan wel
2°.
geen aanspraak heeft op inkomsten.
2
Bij de toepassing van het eerste lid kan tevens worden bepaald dat de buiten Nederland geplaatste militair wiens gezin met toestemming van de bevelhebber aldaar metterwoon is gevestigd, aanspraak heeft op:
a.
indien hij kinderen verzorgt of onderhoudt: de toelage, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder c, waarop de militair aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd;
b.
indien hij geen kinderen verzorgt of onderhoudt: tweederde gedeelte van de onder a bedoelde toelage, waarop de militair aanspraak zou hebben, indien hem geen schorsing was opgelegd.
3
In geval een schorsing geacht moet worden niet te hebben plaatsgehad of geen ontslag uit de militaire dienst volgt, wordt na opheffing van de schorsing alsnog aan de militair het bedrag aan inkomsten uitbetaald, dat op grond van de vorige leden niet is genoten.
Artikel
20
Vrijheidsstraf, voorlopige hechtenis en gijzeling
1
De bevelhebber kan bepalen dat de militair die een vrijheidsstraf ondergaat of zich in voorlopige hechtenis of gijzeling bevindt:
a.
gedurende de eerste zes weken van die tijd aanspraak heeft op tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hij geen vrijheidsstraf zou ondergaan of zich niet in voorlopige hechtenis of gijzeling zou bevinden;
b.
gedurende de verdere duur van die tijd:
1°.
aanspraak heeft op minder dan tweederde gedeelte van de inkomsten waarop hij bij plaatsing in Nederland aanspraak zou hebben, indien hij geen vrijheidsstraf zou ondergaan of zich niet in voorlopige hechtenis of gijzeling zou bevinden, dan wel
De militair op wie het eerste lid is toegepast, heeft alsnog aanspraak op de volle inkomsten over de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis, indien ter zake van het feit in verband waarmee hij in voorlopige hechtenis werd gesteld:
a.
niet een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf volgt;
b.
een veroordeling volgt tot een vrijheidsstraf, bij de tenuitvoerlegging waarvan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering wordt gebracht: voor de tijd waarmee de duur van de voorlopige hechtenis die van de vrijheidsstraf overtreft.
Artikel
21
Krijgsgevangenschap en internering
De militair die zich in krijgsgevangenschap bevindt of door een vreemde mogendheid is geïnterneerd, behoudt aanspraak op inkomsten, tenzij Onze Minister anders bepaalt.
Artikel
22
Vermissing
1
Indien de militair wordt vermist en gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat hij zich aan zijn dienstverplichtingen onttrekt, dan wel zich in krijgsgevangenschap bevindt of door een vreemde mogendheid is geïnterneerd, is artikel 18, onderscheidenlijk 21 van overeenkomstige toepassing.
2
Indien de militair wordt vermist en het eerste lid niet van toepassing is, wordt de militair geacht te zijn overleden op de dag waarop hij wordt vermist.
3
Indien blijkt dat een op grond van het eerste of tweede lid gemaakte veronderstelling onjuist is geweest, stelt de bevelhebber de aanspraak op inkomsten met betrekking tot het tijdvak waarin de militair vermist is geweest vast in overeenstemming met de overige bepalingen van dit besluit. Daarbij geldt dat enerzijds kan worden bepaald dat eventueel te veel betaalde bedragen niet worden teruggevorderd, maar dat anderzijds rekening kan worden gehouden met:
a.
een eventueel aan de gezinsleden van de militair toegekend tijdelijk pensioen;
b.
een eventueel aan nabestaanden van de militair toegekende uitkering op grond van artikel 16, derde lid;
c.
eventuele andere inkomsten of baten die door de militair of zijn gezinsleden tijdens de duur van de vermissing van de militair in verband daarmede zijn genoten.
Artikel
23
Samenloop
1
Onverminderd het tweede lid kan de bevelhebber het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de geldelijke inkomsten waarop die militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft uit of in verband met arbeid of bedrijf anders dan als militair. Dit geldt uitsluitend, indien laatstbedoelde geldelijke inkomsten zijn verkregen uit of in verband met werkzaamheden, verricht gedurende de voor de militair geldende werktijd, bedoeld in artikel 54, onder e, van het Algemeen militair ambtenarenreglement. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.
2
Indien de militair, bedoeld in artikel 17, eerste lid, tijdens verhindering tot dienstverrichting in het belang van zijn genezing door de militair geneeskundige dienst wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden - in afwijking van het eerste lid - de geldelijke inkomsten uit die arbeid slechts op zijn inkomsten als militair in mindering gebracht, voor zover de inkomsten uit die arbeid 20 procent van zijn inkomsten als militair te boven gaan.
3
Indien de militair reeds vóór het tijdstip waarop hij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden heeft aangevangen, naast zijn inkomsten als militair tevens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf genoot, worden die inkomsten niet in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste lid. Dit is uitsluitend het geval, indien hij aannemelijk kan maken dat die inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden of van andere oorzaken die verband houden met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.
4
Indien de militair reeds vóór het tijdstip waarop hij de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden heeft aangevangen, inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf genoot en hij na dat tijdstip meer inkomsten gaat genieten, worden die meerdere inkomsten in aanmerking genomen bij de toepassing van het eerste lid, tenzij hij aannemelijk kan maken dat die meerdere inkomsten niet het gevolg zijn van verhoogde werkzaamheden of van andere oorzaken die verband houden met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.
5
Het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, wordt verminderd met het bedrag van de geldelijke uitkeringen waarop hij met betrekking tot hetzelfde tijdvak krachtens een sociale verzekeringswet aanspraak heeft. Dit geldt uitsluitend, indien die geldelijke uitkeringen in de plaats zijn getreden van geldelijke inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, die met toepassing van het eerste lid in mindering zijn of zouden zijn gebracht tot ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.
6
De bevelhebber kan het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de vaste vergoeding waarop de militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft in verband met een functie in een publiekrechtelijk college waarvoor hem over dat tijdvak het in artikel 12c, tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931 bedoelde verlof is verleend. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.
7
De militair, bedoeld in het eerste tot en met het zesde lid, is gehouden de geldelijke inkomsten of uitkeringen uit of in verband met arbeid of bedrijf, dan wel de vaste vergoedingen in verband met een functie in een publiekrechtelijk college te melden aan de bevelhebber onder overlegging van een gespecificeerde opgave van die inkomsten, uitkeringen of vergoedingen.
Hoofdstuk
5
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel
24
Verlenging salarisschaal
In bijlage C van dit besluit is in tabel 3 een verlengde salarisschaal opgenomen voor de militair van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht met de rang van tweede luitenant, eerste luitenant of kapitein. De bevelhebber kan bedoelde militair aanspraak verlenen op het bij zijn salarisnummer in de verlengde salarisschaal opgenomen salaris, indien de desbetreffende militair op 31 december 1989 behoorde tot:
a.
het dienstvak van officieren van fortificatiën;
b.
het dienstvak van officieren-technisch-opzichter der genie;
c.
het dienstvak van officieren-technisch-opzichter van de verbindingsdienst;
d.
het dienstvak van officieren-technisch-opzichter van de technische dienst of
e.
de dienstgroep van de officieren voor speciale diensten van de Koninklijke luchtmacht, voor zover hij althans laatstelijk vóór zijn benoeming tot officier, technisch opzichter van de Koninklijke luchtmacht is geweest.
Artikel
24a
Overgangsbepaling overbruggingstoelage
De militair die op 31 mei 2001 aanspraak had op een overbruggingstoelage op grond van artikel 9, eerste lid, onder b, volgens de bepalingen van dit besluit zoals deze luidden op 31 mei 2001, behoudt zijn aanspraak op de overbruggingstoelage volgens de bepalingen van dit besluit zoals deze luidden op voornoemde datum.
Artikel
25
Vakantie-uitkering
Bij de vaststelling van de grondslag voor de vakantie-uitkering wordt in voorkomend geval het emolument huisvesting, bedoeld in artikel 2 , onder II, onderdeel b, van het Besluit uitvoering Algemene militaire pensioenwet, mede in aanmerking genomen.
Artikel
25a
Mandaatverlening
Van de bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdelen c en d, kan mandaat worden verleend aan de directeur-generaal personeel van het Ministerie van Defensie.
Artikel
26
Toepasselijkheid van dit besluit
Vervallen
Artikel
27
Wijziging andere besluiten
Vervallen
Artikel
28
Intrekking
Vervallen
Artikel
29
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1996. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 1995, treedt het in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 1996.
Artikel
30
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Inkomstenbesluit militairen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Defensie,J.C. Gmelich Meijling
De Minister van Justitie,W. Sorgdrager
Bijlage
A
(IBM, artikel 4, eerste lid)
Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine (met ingang van 1 juni 2001)
0
1 692
1 763
2 430
2 487
2 564
1
1 899
1 980
2 778
2 842
2 930
2
2 132
2 221
3 125
3 198
3 297
3
2 391
2 491
3 472
3 553
3 663
3 824
3 970
4
2 584
2 701
3 597
3 639
3 747
3 897
4 042
5
2 970
3 055
3 661
3 729
3 824
3 975
4 115
6
3 004
3 102
3 733
3 794
3 897
4 048
4 133
4 226
4 420
7
3 040
3 150
3 786
3 860
3 975
4 120
4 206
4 430
4 624
8
3 075
3 198
3 838
3 924
4 048
4 185
4 281
4 634
4 827
9
3 111
3 246
3 890
3 991
4 120
4 257
4 357
4 783
4 995
10
3 146
3 295
3 944
4 053
4 185
4 333
4 432
4 944
5 153
11
3 182
3 344
3 999
4 115
4 257
4 409
4 510
5 107
5 302
12
„
„
„
4 180
4 333
4476
4 585
5 248
5 458
13
„
„
„
4 241
4 409
4543
4 664
5 402
5 602
5 948
14
„
„
„
4 309
4 476
4585
4 740
5 548
5 733
6 087
15
„
„
„
4 374
4 543
4662
4 818
5 678
5 873
6 233
16
„
„
„
4 438
4 617
4737
4 903
„
5 982
6 333
17
„
„
„
4 510
4 688
4812
4 988
„
6 089
6 426
18
„
„
„
„
4 758
4 896
5 071
„
6 199
6 517
6 899
19
„
„
„
„
4 832
4 983
5 144
„
6 297
6 618
7 120
20
„
„
„
„
4 912
5 062
5 214
„
6 452
6 712
7 337
7 543
21
„
„
„
„
„
5 136
5 292
„
6 590
6 855
7 547
7 807
22
„
„
„
„
„
5 210
5 369
„
6 737
7 015
7 757
8 009
23
„
„
„
„
„
5 289
5 446
„
„
7 169
7 958
8 223
24
„
„
„
„
„
5 367
5 519
„
„
7 319
8 171
8 434
25
„
„
„
„
„
5 446
5 588
„
„
„
8 380
8 636
26
„
„
„
„
„
5 521
5 695
„
„
„
8 580
8 847
27
„
„
„
„
„
5 592
5 802
„
„
„
8 760
9 057
28
„
„
„
„
„
„
5 912
„
„
„
8 939
9 268
9 463
29
„
„
„
„
„
„
6 024
„
„
„
9 118
9 475
9 975
30
„
„
„
„
„
„
6 134
„
„
„
9 295
9 685
10 212
31
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
9 379
9 895
10 451
32
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
9 462
10 048
10 674
33
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
9 692
10 240
11 024
11 404
13 096
34
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
10 425
11 379
11 961
13 460
35
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
10 682
11 857
12 751
14 111
36
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
11 074
12 351
13 141
14 775
37
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
12 857
13 867
15 453
38
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
„
13 371
14 613
16 150
17 078
18 205
Bijlage
B
(IBM, artikel 4, eerste lid)
Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht (met ingang van 1 juni 2001)