Besluit van 19 februari 1996, houdende vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen
Besluit vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 januari 1996, Nr. SV/AVF/96/0204, gedaan mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
De Raad van State gehoord (advies van 6 februari 1996, nr. W12.96.0027);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 februari 1996, Nr. SV/AVF/96/0586, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
de verzekerde loonsom WW: het totaalbedrag van het loon, bedoeld in artikel 84 van de WW, waarover het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in een jaar de aldaar bedoelde premies ontvangt, met uitzondering van de uitkeringen en het loon waarop het derde lid van artikel 85 van die wet van toepassing is;
d.
jaar: kalenderjaar.
Artikel
2
1
De rekenpremie wachtgeldfondsen in een jaar wordt in het daaraan voorafgaande jaar vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de premies zoals die op grond van artikel 85, eerste lid, van de WW voor dat jaar voor alle sectoren gelden.
2
Het in het eerste lid bedoelde gewogen gemiddelde wordt in het jaar van vaststelling bepaald met behulp van de verzekerde loonsommen WW en het daaraan voorafgaande jaar zoals deze zijn of zullen worden gepubliceerd in het jaarverslag van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van dat jaar.
3
In afwijking van het tweede lid wordt het in het eerste lid bedoelde gewogen gemiddelde in het eerste jaar van vaststelling na inwerkingtreding van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 bepaald met behulp van de verzekerde loonsommen WW in het daaraan voorafgaande jaar zoals deze zijn of zullen worden gepubliceerd in de jaarverslagen van de bedrijfsverenigingen van dat jaar, tenzij de verzekerde loonsommen WW in dat jaar zijn of zullen worden gepubliceerd in het jaarverslag van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel
3
Ingeval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voor een wachtgeldfonds gedurende een jaar meerdere malen een premie vaststelt, worden bij de berekening van de rekenpremie de desbetreffende premiepercentages gewogen naar rato van het deel van het jaar waarin deze premiepercentages gelden.
In afwijking van artikel 2, eerste lid, wordt de rekenpremie wachtgeldfondsen voor het jaar 1996 vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de wachtgeldpremies, zoals deze, in verband met de verlenging van de wachtgeldperiode van acht naar dertien weken, voor het jaar 1996 voor alle sectoren worden vastgesteld en in verband met de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte.
Artikel
6
Het Besluit vaststelling rekenpremies ZW en wachtgeldfondsen wordt ingetrokken.
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 1995 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de Ziektewet en enkele andere wetten in verband met loondoorbetaling door de werkgever bij ziekte van de werknemer (uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte; Kamerstukken II, 1995/96, 24 439) tot wet wordt verheven en in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.
Artikel
8
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Lech
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, R. L. O. Linschoten
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers