Wet van 3 april 1996, houdende hernieuwde vaststelling van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag ter aanpassing aan de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag)

Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de totstandkoming van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden wenselijk is de regels met betrekking tot buitengewone bevoegdheden van burgerlijk gezag opnieuw vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Zo spoedig mogelijk na het moment waarop bepalingen uit hoofdstuk II buiten werking zijn gesteld, dan wel het moment waarop de werking van deze bepalingen van rechtswege is geëindigd, wordt van Onzentwege aan de beide kamers der Staten-Generaal mededeling gedaan van hetgeen is verricht ingevolge de bevoegdheden die in die bepalingen zijn gegeven.

Artikel

3

De bevoegdheden die deze wet aan organen van burgerlijk gezag toekent, worden slechts uitgeoefend voor zover dit met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid naar het oordeel van die organen geboden is.

Artikel

4

Onder maatregel wordt in deze wet begrepen een voorschrift, een beslissing alsmede de buitenwerkingstelling van een zodanige maatregel of een daarin aangebrachte wijziging.

Hoofdstuk

II

Buitengewone bevoegdheden

Artikel

5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

6

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

11

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

12

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

13

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

19

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

20

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

De rechtbank is bevoegd een verzoekschrift niet in behandeling te nemen, indien binnen twee maanden voorafgaand aan de indiening op een eerder verzoekschrift ter zake van dezelfde internering is beslist, tenzij uit het latere verzoekschrift blijkt van nieuwe feiten of omstandigheden.

Artikel

21

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

22

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

23

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

24

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

25

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

26

Artikel

27

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

28

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

III

Dwang- en strafbepalingen

Artikel

29

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van zijn maatregelen.

Artikel

30

Artikel

32

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

33

Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

Artikel

34

De Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 1952, 361) wordt ingetrokken.

Artikel

36

Deze wet wordt aangehaald als: Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, W. Kok
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager