Instelling begeleidingscommissie evaluatie-onderzoek euthanasiepraktijk

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Justitie,
Overwegende dat:
in het Regeerakkoord 1994 is vastgelegd: ’het kabinet is niet voornemens voorstellen in te dienen teneinde euthanasie uit het Wetboek van strafrecht te schrappen. De praktijk van de Wet op de lijkbezorging zal zorgvuldig worden geëvalueerd, waarbij vooral de ervaringen met de meldingsregeling, de verhouding tussen de procedure bij levensbeëindiging op verzoek en bij levensbeëindiging niet op verzoek, en het vervolgingsbeleid zullen worden bezien. Dit onderzoek zal binnen de termijn van twee jaar worden afgerond’;
dat het evaluatie-onderzoek is opgedragen aan en wordt uitgevoerd door het Instituut Maatschappelijk Gezondheidszorg van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek van de Vrije Universiteit te Amsterdam,

Besluiten:

Artikel

1

Er is een commissie die het evaluatie-onderzoek zal begeleiden.

Artikel

2

De commissie heeft tot taak om het onderzoek te begeleiden, de onderzoekers die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het onderzoek te adviseren en voorstellen te doen inzake de opzet, inhoud en voortgang van de uitvoering van het onderzoek.

Artikel

3

In de commissie worden benoemd:

  • tot voorzitter, tevens lid:

    • dr. C.J.M. Schuyt: hoogleraar empirische sociologie aan de Universiteit van Amsterdam,

  • tot leden:

    • dr. D.J. Bakker: chirurg, directeur algemene medische dienst van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam,

    • mevrouw drs. M. Bakker-Winnubst: verpleeghuisarts, directeur Zorg van de Stichting Verpleeghuis Amsterdam,

    • dr. R.J.M. Dillmann: secretaris-arts van het Hoofdbestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst,

    • mevrouw drs. J. Schulkes-van de Pol: huisarts te Amsterdam,

    • mr. D.W. Steenhuis: Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden,

    • mevrouw drs. J.H.W. Kits Nieuwenkamp-Storm van ’s Gravesande: senior adviseur internationale medisch-ethische zaken bij de afdeling Medische Ethiek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

    • mr. A. Kors: hoofd van de sector staats- en bestuursrecht van de Directie Wetgeving van het Ministerie van Justitie,

  • tot secretaris:

    • mr. J.J.F. Visser, senior beleidsmedewerker bij de afdeling Medische Ethiek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel

4

De commissie zal ten behoeve van haar taakuitvoering de rapportages van de onderzoekers met hen bespreken en met hen over de tussentijdse resultaten overleg plegen.

Artikel

5

De commissie bespreekt met de onderzoekers de eindrapportage en de presentatie van de eindresultaten.

Artikel

6

De commissie kan in het belang van haar werkzaamheden externe deskundigen raadplegen.

Artikel

7

De commissie brengt aan de ondergetekenden verslag uit van haar werkzaamheden. Zij kan daarbij opmerkingen maken ten aanzien van die punten betreffende het onderzoek en de uitkomsten daarvan die haars inziens speciale aandacht behoeven.

Artikel

8

Artikel

9

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de bepalingen van het Besluit algemene secretariële aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het Centraal oud archief van het Ministerie opgenomen.

Artikel

10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant en werkt terug tot 1 juli 1995.

Artikel

11

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.Borst-Eilers
De Minister van Justitie,W.Sorgdrager