Wet van 15 mei 1996, houdende regels met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap N.V. RBB (Wet privatisering RBB)

Wet privatisering RBB

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden overgaat tot oprichting van de naamloze vennootschap N.V. RBB waarin de vermogensbestanddelen van de Staat die worden toegerekend aan de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst worden ingebracht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b.

    N.V. RBB: de naamloze vennootschap, genoemd in artikel 2;

  • c.

    de overgangsdatum: de datum van oprichting van de N.V. RBB;

  • d.

    het personeelslid: degene die op de dag voorafgaand aan de overgangsdatum in dienst is bij de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst hetzij als ambtenaar, hetzij op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel

8

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

9

Deze wet wordt aangehaald als: Wet privatisering RBB.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager