Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Justitie.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Justitie.
Dit hoofdstuk is slechts van toepassing op subsidies die door Onze Minister worden verstrekt en die:
op deze wet berusten, of
niet op een wettelijk voorschrift berusten.
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Indien Onze Minister subsidie verstrekt voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan Onze Minister afwijken van de bij of krachtens deze wet aan de subsidie verbonden verplichtingen, voor zover
dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde verplichtingen, en
daardoor het belang met het oog waarop die verplichtingen zijn opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.
Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet of de Algemene wet bestuursrecht aan de subsidie-ontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder slachtofferhulp:
de opvang van slachtoffers van vermoedelijke strafbare feiten, voor zover bestaande uit:
laagdrempelige psychische ondersteuning van slachtoffers;
praktische begeleiding en ondersteuning van slachtoffers;
doorverwijzing van slachtoffers naar niet in het bijzonder voor slachtoffers bedoelde hulpverleningsinstellingen;
begeleiding van slachtoffers tijdens het strafproces;
informatieverlening aan slachtoffers over in ieder geval de opsporing, de vervolging en berechting van de vermoedelijke dader onderscheidenlijk daders;
verbetering van de kwaliteit en organisatie van bestaande activiteiten ten behoeve van slachtoffers;
verbetering van de positie van het slachtoffer.
Onze Minister verstrekt per boekjaar subsidie aan de coördinerende rechtspersoon ten behoeve van de exploitatielasten van diens landelijk bureau.
Onze Minister kan aan de coördinerende rechtspersoon subsidie verstrekken voor bijzondere projecten. De artikelen 25 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het activiteitenplan beschrijft de verhouding tot het beleidsplan.
Onze Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot verlening van de subsidie.
De coördinerende rechtspersoon vormt een egalisatiereserve van niet meer dan tien procent van de laatstelijk op grond van artikel 8 verstrekte subsidie.
De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan vijf procent van de op grond van artikel 8 in dat jaar verstrekte subsidie.
Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht, onderzoekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Onze Minister stelt een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vast.
Onze Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.
In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, legt Onze Minister een volledige vergoedingsplicht op.
Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde. De waardebepaling van een onroerende zaak geschiedt door drie deskundigen. Onze Minister onderscheidenlijk de subsidie-ontvanger wijzen elk een deskundige aan, die in onderling overleg een derde deskundige aanwijzen.
Onze Minister verstrekt per boekjaar aan de coördinerende rechtspersoon een subsidie ten behoeve van de bij de coördinerende rechtspersoon aangesloten regionale en lokale instellingen voor slachtofferhulp.
De coördinerende rechtspersoon regelt in zijn statuten:
de wijze waarop de in artikel 16, vierde lid, bedoelde aanvraag tot stand komt, en
de wijze waarop klachten over de bejegening door medewerkers van de instellingen voor slachtofferhulp worden behandeld.
De coördinerende rechtspersoon vormt ten behoeve van de bij hem aangesloten instellingen voor slachtofferhulp een egalisatiereserve van niet meer dan tien procent van de laatstelijk op grond van artikel 16 verstrekte subsidie.
De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve ten behoeve van de instellingen voor slachtofferhulp bedraagt niet meer dan vijf procent van de op grond van artikel 16 verstrekte subsidie.
De artikelen 11 en 13 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toepassing.
Onze Minister kan projectsubsidies verstrekken voor:
de bevordering van de toepassing van effectief gebleken maatregelen van slachtofferhulp;
de ontwikkeling van en het experimenteren met maatregelen van slachtofferhulp, of
de deskundigheidsbevordering en voorlichting ten behoeve van slachtofferhulp.
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen voor de verstrekking van projectsubsidies op het gebied van slachtofferhulp.
Deze beleidsregels bevatten in ieder geval:
een uitwerking van de activiteiten, genoemd in artikel 6, die voor subsidie in aanmerking komen, en
een nadere omschrijving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Onze Minister kan een subsidieplafond vaststellen voor activiteiten op het gebied van slachtofferhulp, waarvoor projectsubsidies kunnen worden verstrekt.
Indien een subsidieplafond dreigt te worden overschreden geeft Onze Minister bij de verdeling van het beschikbare bedrag die aanvragen voorrang, waarvan de inwilliging in vergelijking met andere aanvragen naar verwachting
van meer belang is voor het beleid waarvoor Onze Minister verantwoordelijkheid draagt, en
meer zal bijdragen aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.
De aanvraag voor een projectsubsidie wordt uiterlijk acht weken voor de aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, ingediend.
De aanvraag omvat in ieder geval:
een omschrijving van de activiteiten en de daarmee beoogde doelstellingen, en
een overzicht van de aan de activiteiten verbonden begrote inkomsten en uitgaven van de aanvrager.
Voor zover de aanvrager van een projectsubsidie voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of organen van internationale organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Onze Minister beslist binnen zes weken op de aanvraag tot verlening van de projectsubsidie.
Binnen dertien weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot vaststelling van de projectsubsidie in.
De aanvraag omvat in ieder geval een activiteitenverslag als bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet bestuursrecht en een financiële verantwoording.
Onze Minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de projectsubsidie.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder criminaliteitspreventie: activiteiten gericht op:
het weerhouden van potentiële plegers van strafbare feiten van het plegen daarvan;
het verminderen van de gelegenheid tot het plegen van strafbare feiten, of
het voorkomen van slachtofferschap.
Onze Minister kan projectsubsidies verstrekken voor:
de bevordering van de toepassing van effectief gebleken preventieve maatregelen;
de ontwikkeling van en het experimenteren met preventieve maatregelen, of
de deskundigheidsbevordering en voorlichting op het gebied van criminaliteitspreventie.
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen voor de verstrekking van projectsubsidies op het gebied van criminaliteitspreventie.
Deze beleidsregels bevatten in ieder geval:
een uitwerking van de activiteiten, genoemd in artikel 32, die voor subsidie in aanmerking komen, en
een nadere omschrijving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Onze Minister kan een subsidieplafond vaststellen voor activiteiten op het gebied van criminaliteitspreventie, waarvoor projectsubsidies kunnen worden verstrekt.
De artikelen 24 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing.
Onze Minister kan subsidie verstrekken voor onderzoek dat naar verwachting van belang is voor de vorming, toetsing of uitvoering van het beleid waarvoor hij verantwoordelijkheid draagt.
Onze Minister stelt binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet en vervolgens om de twee jaren, beleidsregels vast met betrekking tot het onderzoek waarvoor in die periode subsidie kan worden verstrekt.
De subsidie wordt slechts verstrekt indien het onderzoeksvoorstel:
past binnen de beleidsregels;
van voldoende wetenschappelijke kwaliteit is, en
mede gelet op de beschikbare financiële middelen, voldoende relevant is voor het beleid van Onze Minister.
De aanvraag tot verlening van de subsidie wordt uiterlijk acht weken voor de aanvang van het onderzoek ingediend.
De aanvraag vermeldt voorts in ieder geval:
de samenstelling van een eventueel samenwerkingsverband waarin het onderzoek wordt uitgevoerd,
de instelling die de personele en financiële verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van het onderzoek, en
de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van eventuele aanvragen om subsidie bij een of meer andere bestuursorganen of organen van internationale organisaties, welke dezelfde begrote uitgaven betreffen.
Onze Minister beslist binnen zes weken op de aanvraag tot verlening van de subsidie.
Deze regels kunnen in ieder geval betreffen:
de eisen die worden gesteld aan de leiding, begeleiding en verrichting van het onderzoek;
de instelling van een begeleidingscommissie en de vertegenwoordiging van Onze Minister in die commissie;
de rapportage;
de publikatie van de onderzoeksresultaten;
de eigendom, het gebruik en de opslag van onderzoeksmateriaal.
Onze Minister maakt, onverminderd het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, de onderzoeksresultaten zo spoedig mogelijk openbaar, maar in ieder geval binnen zes maanden na de aanbieding ervan aan Onze Minister.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:
de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt bepaald;
de verplichtingen van een tolkencentrum.
De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, hebben in ieder geval betrekking op:
de aard van de activiteiten van een tolkencentrum;
de personen ten behoeve van wie tolkdiensten worden verleend;
de aanvragers van tolkdiensten;
het afleggen van rekening en verantwoording door een tolkencentrum.
Onze Minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van:
het optreden als bewindvoerder als bedoeld in artikel 287, derde lid, van de Faillissementswet;
activiteiten ter ondersteuning van bewindvoerders.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
de personen of instellingen waaraan door de Raden de subsidies kunnen worden verstrekt;
de wijze waarop het bedrag van de subsidies wordt bepaald;
de aan de subsidies voor de ontvanger verbonden verplichtingen voorzover niet reeds voortvloeiend uit de derde titel van de Faillissementswet;
de verlening van voorschotten;
de vaststelling en verdeling van een of meer subsidieplafonds.
In een afzonderlijk jaarplan en in een afzonderlijk verslag besteden de verantwoordelijke Raden aandacht aan hun subsidiebeleid en aan de wijze waarop zij uitvoering geven aan de derde titel van de Faillissementswet.
De aangewezen Raad of Raden stellen een commissie van deskundigen in. De commissie heeft een tijdelijk karakter. De commissie adviseert de Raad over de uitvoering van de derde titel van de Faillissementswet.
Onze Minister verstrekt per boekjaar subsidie aan de door Onze Minister erkende landelijke stichting voor de reclasseringswerkzaamheden die door de stichting of onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.
Een afzonderlijke subsidie kan worden verleend ten behoeve van de bouw, de inrichting en de uitbreiding van de gebouwen ten dienste van de reclassering.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
de vaststelling van de subsidie;
intrekking of wijziging van de subsidie;
verplichtingen van de subsidie-ontvanger.
Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op door Onze Minister per boekjaar verstrekte subsidies die niet op een wettelijk voorschrift berusten.
Op de anders dan per boekjaar door Onze Minister verstrekte subsidies die niet op een wettelijk voorschrift berusten zijn de artikelen 25 tot en met 31 van overeenkomstige toepassing.
Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.
Wijzigt de Wet op de rechtsbijstand.
Wijzigt de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
Wijzigt de Wet Centraal opvang asielzoekers.
Wijzigt de Wet landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
Wijzigt de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.
Het beleidsplan, bedoeld in artikel 9, wordt voor de eerste maal ingediend bij de aanvraag voor het tweede subsidiejaar na inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend of vastgesteld.
Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister van Justitie de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen en afdelingen van de Algemene wet bestuursrecht met de nieuwe nummering van de Algemene wet bestuursrecht in overeenstemming.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Justitie-subsidies.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.