Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende regeling van de informatievoorziening nodig voor effectuering van de ministeriële verantwoordelijkheid met betrekking tot de Dienst Wegverkeer en de informatievoorziening en voor optimale taakuitoefening door de Dienst Wegverkeer
Informatiestatuut Dienst Wegverkeer
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Overwegende, dat de directie van de Dienst Wegverkeer de minister de voor de invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid noodzakelijke inlichtingen verstrekt;
de minister de Dienst Wegverkeer de voor diens taakuitoefening redelijkerwijs noodzakelijke gegevens verstrekt;
de minister regels kan stellen voor de inrichting van het financiële meerjarenbeleidsplan, de begroting en de jaarstukken;
het wenselijk is in het belang van het zelfstandig functioneren van de Dienst Wegverkeer de procedure en de inhoud van de informatieuitwisseling tussen minister en Dienst Wegverkeer, alsmede de inrichtingseisen nader te bepalen;
het informatiestatuut geen regeling is van het dagelijkse informatieverkeer tussen het departement en de Dienst Wegverkeer, maar van die informatievoorziening die de minister nodig oordeelt voor de effectuering van de ministeriële verantwoordelijkheid alsmede die de Dienst Wegverkeer nodig heeft voor een optimale taakuitoefening;
De in deze regeling bedoelde informatie-uitwisseling tussen de minister en de dienst geschiedt in beginsel schriftelijk.
Artikel
3
Verzoek goedkeuring besluiten
1
Verzoeken van de dienst om goedkeuring van een besluit door de minister worden uiterlijk zes weken voor de voorgenomen datum van definitieve vaststelling van het besluit door de dienst bij de minister ingediend.
2
Het verzoek wordt vergezeld van:
a.
een document waaruit blijkt dat de raad van toezicht het besluit heeft goedgekeurd, en
b.
een toelichting waaruit de wettelijke grondslag, de aanleiding, de eventuele maatschappelijke gevolgen en de gevolgen voor de dienst blijken, deze laatste zowel beleidsmatig als in termen van personeel, organisatie en financiën.
3
Bij het verzoek tot goedkeuring van het in artikel 4l, vijfde lid, van de wet, bedoelde reglement is het tweede lid, onderdeel a, niet van toepassing.
4
Indien zwaarwegende omstandigheden nopen tot een verkorting van de in het eerste lid genoemde termijn, verzoekt de dienst de minister de beslistermijn te verkorten. Bij het verzoek worden de omstandigheden uiteengezet.
Artikel
4
Reactie minister op stukken dienst
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5, 6 en 11 ontvangt de dienst in ieder geval op de volgende door de dienst toegezonden stukken een reactie van de minister:
a.
de ter goedkeuring door de dienst aan de minister toegezonden stukken;
b.
overige door de dienst toegezonden stukken voor zover hierbij door de dienst is verzocht om een reactie.
Hoofdstuk
II
Informatie van de dienst aan de minister ten behoeve van ontwikkeling en evaluatie van beleid en wet- en regelgeving en politieke besluitvorming
Artikel
5
Uitvoeringstoets
1
De minister legt beleidsvoornemens dan wel voorgenomen wet- en regelgeving welke na invoering van invloed zijn of kunnen zijn op het functioneren van de dienst ten behoeve van een uitvoeringstoets voor aan de dienst.
2
De minister doet het verzoek om een uitvoeringstoets in overleg met de dienst op een zodanig tijdstip dat de rapportage nog van invloed kan zijn op de besluitvorming ter zake van het beleidsvoornemen.
3
Bij het verzoek formuleert de minister de door de dienst te beantwoorden vragen en wordt de termijn bepaald waarbinnen de rapportage gereed dient te zijn.
De dienst beziet het beleidsvoornemen in ieder geval op:
a.
operationaliseerbaarheid,
b.
gevolgen voor de dienst in termen van personeel, organisatie en financiën, en
c.
mogelijkheden om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleidsvoornemen te vergroten.
4
De minister reageert op de door de dienst toegezonden rapportage en geeft daarbij in ieder geval aan hoe de rapportage in de besluitvorming is of zal worden betrokken.
5
Indien de minister nalaat tijdig te verzoeken om een uitvoeringstoets, informeert de dienst de minister van de intentie van de dienst om een uitvoeringstoets uit eigen beweging uit te voeren.
6
Indien in de loop van het besluitvormingsproces het aan de dienst voorgelegde beleidsvoornemen op voor de dienst relevante punten wordt gewijzigd, legt de minister de wijzigingen ten behoeve van een finale uitvoeringstoets voor aan de dienst. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel
6
Uitvoeringsevaluatie
1
De dienst evalueert op een daartoe door de minister gedaan verzoek of uit eigen beweging de uitvoering van nieuw of bijgesteld beleid dan wel nieuwe of bijgestelde wet- en regelgeving.
2
Bij het verzoek formuleert de minister de door de dienst te beantwoorden vragen en wordt de termijn bepaald waarbinnen de rapportage gereed dient te zijn.
3
De minister reageert op de door de dienst toegezonden rapportage en geeft daarbij in ieder geval aan hoe de rapportage in de besluitvorming is of zal worden betrokken.
Artikel
7
Feitelijke gegevens
1
De dienst levert op een door de minister gedaan verzoek of uit eigen beweging bepaalde feitelijke gegevens, die noodzakelijk worden geacht ten behoeve van bijvoorbeeld de ontwikkeling van beleid en wet- en regelgeving, politieke besluitvorming en de beantwoording van door de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal gestelde vragen.
2
Indien het leveren van deze gegevens, voor zover dit geschiedt op een door de minister gedaan verzoek, bovenmatige inspanning of kosten vergt, informeert de dienst de minister hierover per omgaande. Hierbij verstrekt de dienst een overzicht van de te maken kosten of de benodigde inspanningen, met redenen omkleed, en kan de dienst een verzoek doen tot vergoeding van de te maken kosten.
Hoofdstuk
III
Informatie van de dienst aan de minister ten behoeve van toezicht op de taakuitoefening en het beheer van de dienst
Artikel
8
Het financiële meerjarenbeleidsplan
1
Het financiële meerjarenbeleidsplan, bedoeld in artikel 4t, eerste lid, van de wet, verschaft inzicht in de keuzes die de dienst maakt ten aanzien van haar uitvoeringsbeleid, de onderbouwing en de consequenties van de gemaakte keuzes, alsmede de financiële vertaling daarvan in de begroting en de meerjarencijfers.
2
Het financiële meerjarenbeleidsplan omvat de periode: het laatst afgesloten boekjaar (t-1), het lopende jaar (t), het komende begrotingsjaar (t+1) en de vier volgende jaren (t+2 tot en met t+5).
3
In het financieel meerjarenbeleidsplan komen ten aanzien van het laatst afgesloten boekjaar, het lopende jaar en de komende vijf jaar aan de orde:
a.
de interne en externe ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de door de dienst gelegde en te leggen beleidsaccenten in termen van strategie, doelstellingen en resultaten;
b.
veranderingen in de werkwijze van de dienst voor zover deze politiek relevant worden geacht of financieel van substantiële omvang zijn;
c.
het beleid ten aanzien van investeringen;
d.
zwaarwegende technische en juridische aspecten die van invloed kunnen zijn op wet- en regelgeving;
e.
zwaarwegende veranderingen in het beleid ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van het personeel.
f.
de stand van zaken rond de informatiebeveiliging en, indien aan de orde, de verbeteringsmaatregelen, alsmede belangrijke wijzigingen in het informatiebeveiligingsbeleid.
g.
de ontwikkelingen op het gebied van tarieven en kostendekkendheid;
h.
de meerjarencijfers voor de vier jaren na het begrotingsjaar (t+2 tot en met t+5) omtrent de geraamde totale omzet en totale kosten en de verwachte positie van eigen en vreemd vermogen.
4
De begroting voor het jaar t+1 maakt onderdeel uit van het financiële meerjarenbeleidsplan en bevat de navolgende elementen, waarbij ter vergelijking bij de onderdelen a, b en c tevens de gerealiseerde gegevens van het laatst afgesloten boekjaar (t-1), de oorspronkelijke begroting van het lopende jaar (t) en de geprognotiseerde realisatie van het lopende jaar (t) worden vermeld:
a.
de exploitatiebegroting;
b.
de begrote gecomprimeerde balans per ultimo van het begrotingsjaar;
c.
de wijze van financiering;
d.
een overzicht en bedrijfseconomische onderbouwing van investeringen van zwaarwegend belang;
e.
een toelichting op de onderdelen a tot en met d.
5
De inrichting van de exploitatiebegroting en de begrote gecomprimeerde balans is in beginsel in overeenstemming met de inrichting van de jaarrekening.
Artikel
9
De Jaarstukken
Het Jaarverslag
1
Het jaarverslag bedoeld in artikel 4s, vierde lid, onderdeel a, van de wet, geeft een getrouw beeld omtrent de toestand op 31 december van het jaar onder beschouwing en de gang van zaken gedurende dat jaar.
2
In het jaarverslag wordt ingegaan op de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen, en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de werkwijze in het bijzonder in het afgelopen boekjaar, mede in relatie tot de in het financieel meerjarenbeleidsplan en de begroting vooraf gestelde doelen en verwachte ontwikkelingen, alsmede de factoren die daarbij van invloed zijn geweest.
3
In het jaarverslag wordt het oordeel over de situatie van de informatiebeveiliging vermeld, alsmede op welke wijze en door wie dit oordeel tot stand is gekomen.
4
In het jaarverslag worden de volgende gegevens opgenomen:
het aantal ingediende klachten en schade-claims, onderverdeeld naar taak, en de resultaten daarvan;
c.
de relevante gegevens betreffende de gerealiseerde kwantiteit en kwaliteit van de dienstverlening.
5
In het jaarverslag worden mededelingen gedaan omtrent de verwachte gang van zaken; daarbij wordt, voor zover gewichtige belangen zich hiertegen niet verzetten, in het bijzonder aandacht besteed aan de investeringen, de financiering en personele aspecten en aan de omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de omzet en van de kwaliteit van de taakuitoefening afhankelijk is.
6
Het jaarverslag mag niet in strijd zijn met de jaarrekening.
De Jaarrekening
7
Bij het opstellen van de jaarrekening, bedoeld in artikel 4s, vierde lid, onderdeel b, van de wet, zijn de artikelen 361, 362, eerste tot en met vijfde lid, 362, zevende lid, 363 tot en met 390, 392, en 405 tot en met 414 van Boek 2 BW van overeenkomstige toepassing; voor zover hieronder niet anders bepaald dient voor ’de algemene vergadering van leden of aandeelhouders’ of ’de algemene vergadering’ of ’de leden’ of ’de aandeelhouders’ gelezen te worden: ’Onze Minister’; voor ’de raad van commissarissen’ of ’commissarissen’ gelezen te worden: ’de raad van toezicht’ respectievelijk ’de leden van de raad van toezicht’; voor ’het bestuur’ of ’bestuurders’ moet worden gelezen: ’de directie’ respectievelijk ’directieleden’.
8
De dienst vervangt de winst- en verliesrekening door een exploitatierekening; op deze rekening zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Bepalingen omtrent winst en verlies zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op het exploitatiesaldo.
De jaarrekening wordt vastgesteld en aan goedkeuring onderworpen met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële toestand op de balansdatum is gebleken tussen het opmaken van de jaarrekening en de vergadering van de raad van toezicht waarin zij wordt behandeld, voor zover dat onontbeerlijk is voor het in artikel 362, eerste lid, van Boek 2 BW, bedoelde inzicht.
b.
Indien na de datum van goedkeuring door de raad van toezicht blijkt dat de jaarrekening in ernstige mate tekort schiet in het geven van het in artikel 362, eerste lid, van Boek 2 BW, bedoelde inzicht, dan bericht de directie daaromtrent onverwijld aan de raad van toezicht en de minister en publiceert daaromtrent een mededeling in de Staatscourant; bij de mededeling wordt een accountantsverklaring gevoegd.
De opgave over de toepassing van de arbeidsvoorwaarden
11
De dienst doet mededelingen aan de minister over de toepassing van de arbeidsvoorwaarden van het personeel.
12
De dienst informeert de minister over de gemiddelde loonsom per werknemer over het betreffende boekjaar in de vorm van een indexcijfer, waarbij de gemiddelde loonsom per werknemer per 1 juli 1996 op 100 is gesteld.
Artikel
10
Tarieven
1
De dienst laat de voorgestelde tarieven en tariefwijzigingen vergezeld gaan van een toelichting die aansluit op de vastgestelde departementale uitgangspunten tarieven Dienst Wegverkeer.
2
In deze toelichting wordt ingegaan op:
a.
de voorgestelde tarieven
b.
voorgestelde wijzigingen in het tarievenbeleid;
c.
de invloed van en consequenties voor de vermogenspositie;
d.
de mate van kostendekkendheid en de kostenontwikkeling;
e.
de invloed van efficiëntie-ontwikkelingen;
f.
de invloed van loon- en prijsontwikkelingen;
Bij de toelichting op het tarief bedoeld in artikel 4q, tweede lid, van de wet, wordt expliciet ingegaan op de in de vastgestelde departementale uitgangspunten tarieven Dienst Wegverkeer beschreven componenten van dit tarief.
3
De dienst geeft in de toelichting de consequenties aan voor het conform de departementale uitgangspunten tarieven Dienst Wegverkeer vastgelegde streven naar kostendekkendheid per taakcluster.
4
De dienst informeert de minister bij voorgestelde tariefwijzigingen inzake de mogelijk aan het voorstel gekoppelde gevoeligheden.
Artikel
11
Evaluatie
1
Mede ten behoeve van het periodiek aan de Staten-Generaal te zenden verslag over de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van de dienst verstrekt de dienst aan de minister uiterlijk drie maanden voor de datum waarop het verslag aan de Staten-Generaal dient te worden gezonden:
a.
een overzicht van de volgende gegevens over de te evalueren periode:
het aantal ingediende klachten en schade-claims, onderverdeeld naar taak, en de resultaten daarvan;
3.
de relevante gegevens betreffende de gerealiseerde kwantiteit en kwaliteit van de dienstverlening.
b.
een toelichting op dit overzicht waarin wordt ingegaan op verschillen in doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de dienst, zowel binnen de te evalueren periode als in verhouding tot de eerder geëvalueerde periode.
Hierbij gaat de dienst tevens op evaluerende wijze in op de rechtsvorm van de dienst, het arbeidsvoorwaardenregime, en het proces van afstoten van taken naar de marktsector.
c.
de overige gegevens en informatie waar de minister in dit kader om heeft verzocht.
2
De minister stelt de dienst in kennis van het verslag alvorens de minister het verslag aan de Staten-Generaal zendt, met het verzoek hierop te reageren binnen de bij het verzoek door de minister gestelde termijn.
3
De minister reageert op de visie van de dienst ten aanzien van het verslag en geeft daarbij in ieder geval aan in hoeverre de visie van de dienst is betrokken bij de finale beoordeling.
Artikel
12
Onderzoek door derden ten behoeve van toezicht
Indien de minister een derde aanwijst om in het kader van het toezicht op het functioneren van de dienst onderzoek te doen naar een door de minister te bepalen onderdeel van de dienst of van de taakuitoefening door de dienst, verstrekt de dienst aan deze derde op de door de derde te bepalen wijze de ter zake van het onderzoek relevante informatie.
Hoofdstuk
IV
Informatie van de minister aan de dienst ten behoeve van de taakuitoefening door dienst
Artikel
13
Informatie van de minister ten behoeve van de taakuitoefening door de dienst
De minister verstrekt aan de dienst informatie met betrekking tot:
a.
jurisprudentie,
b.
aanschrijvingen,
c.
politieke aangelegenheden en de meningsvorming door de minister of de Staten-Generaal met betrekking tot de dienst en de toekomst van de dienst,
d.
klachten over wet- en regelgeving,
e.
(inter-)nationaal overleg,
f.
in gang gezette ontwikkeling van beleid en wet- en regelgeving,
overleg met andere departementen en resultaten daarvan,
i.
klachten over het functioneren van de dienst voorzover het betreft de uitvoering van taken op basis van artikel 4b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, een en ander voor zover artikel 4 niet van toepassing is en de informatie relevant is of kan zijn voor het functioneren van de dienst.
Hoofdstuk
V
Overige informatie
Artikel
14
Toepassing en uitvoering van internationale wet- en regelgeving
Indien de artikelen 5 en 6 niet van toepassing zijn, informeert de dienst de minister tenminste éénmaal per jaar over de wijze waarop de dienst van toepassing zijnde of wordende internationale wet- en regelgeving toepast en uitvoert respectievelijk gaat toepassen en uitvoeren.
Artikel
15
Overige door de minister opgedragen taken
De inhoud en procedure van de informatie-uitwisseling tussen de dienst en de minister in het kader van de op basis van artikel 4b, tweede lid, onderdeel b, van de wet, door de minister aan de dienst op te dragen of opgedragen taken, wordt voorafgaande aan of bij de opdrachtverlening na overleg met de dienst door de minister vastgesteld.
Artikel
16
Randvoorwaarden taakuitoefening
De dienst informeert de minister welke randvoorwaarden, richtlijnen of wet- en regelgeving verandering behoeven ten einde een doelmatiger en doeltreffender taakuitoefening te kunnen zekerstellen.
Artikel
17
Raad van toezicht
1
De dienst informeert de minister over het bestaan of ontstaan van een vacature in de raad van toezicht.
2
Ten behoeve van de benoeming, de schorsing en het ontslag van de leden van de raad van toezicht door de minister doet de dienst tijdig voorstellen aan de minister. Bij een voorstel betreffende benoeming van leden van de raad van toezicht zal de dienst het gestelde in de Schets Raad van Toezicht Dienst Wegverkeer inachtnemen.
3
De dienst informeert de minister over de aanwijzing van een (tijdelijk) voorzitter uit het midden van de leden van de raad van toezicht, alsmede over aftreden en herbenoeming van de (tijdelijk) voorzitter.
4
De minister informeert de dienst over het besluit van de minister omtrent benoeming, schorsing, ontslag of herbenoeming van de leden van de raad van toezicht.
5
Ten behoeve van de vaststelling van de vergoeding van de leden van de raad van toezicht door de minister brengt de dienst jaarlijks voor de vaststelling van de vergoeding tijdig advies uit aan de minister.
6
De minister informeert de dienst over het besluit van de minister omtrent de toekenning van een vergoeding aan de leden van de raad van toezicht voor hun werkzaamheden.
Artikel
18
Directie
1
De dienst informeert de minister over besluiten van de raad van toezicht betreffende aanstelling, schorsing, ontslag of heraanstelling van leden van de directie.
2
De dienst informeert de minister omtrent de waarneming door een lid van de raad van toezicht van een lid van de directie bij diens schorsing of ontstentenis.
Artikel
19
Review van de accountantscontrole door de Accountantsdienst
1
De minister informeert de dienst over een besluit van de minister om een review van de accountantscontrole te laten uitvoeren door de Accountantsdienst van het departement.
2
Dit besluit wordt vergezeld van een toelichting waaruit de aanleiding blijkt, alsmede de procedure die zal worden gevolgd en de informatie die de dienst ten behoeve van dit onderzoek beschikbaar dient te stellen.
Artikel
20
Informatie ten behoeve van de Rijksbegroting
Ten behoeve van het opstellen van de Rijksbegroting verzoekt de minister de dienst tijdig om de voor de betreffende begroting benodigde informatie te verstrekken.
Artikel
21
Verplichtingen voortvloeiend uit het Protocol van Overdracht
De dienst verstrekt informatie aan de minister omtrent de nakoming van de uit het Protocol van Overdracht en de daarbij gemaakte specifieke afspraken voor de dienst voortvloeiende verplichtingen, volgens de daarbij afgesproken procedure en termijnen.
Hoofdstuk
VI
Slotbepalingen
Artikel
22
Afwijken en wijzigen van het Informatiestatuut
1
Indien de dienst respectievelijk de minister hiermee uitdrukkelijk instemt, kan de minister respectievelijk de dienst afwijken van het bepaalde in dit besluit.
2
Indien de minister het voornemen heeft dit besluit te wijzigen, informeert de minister de dienst tijdig over dit voornemen. De dienst kan een verzoek tot wijziging van dit besluit bij de minister indienen.
Artikel
23
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 1996.
Artikel
24
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Informatiestatuut Dienst Wegverkeer.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A.Jorritsma-Lebbink