Wet van 3 juli 1996, houdende opheffing van het adviesstelsel in zaken van algemeen verbindende voorschriften en beleid van het Rijk (Herzieningswet adviesstelsel)

Herzieningswet adviesstelsel

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de algehele herziening van het adviesstelsel het bestaande adviesstelsel in zaken van algemeen verbindende voorschriften en beleid van het Rijk, behoudens twee adviescolleges, op te heffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

3

Artikel 1 geldt tot en met 31 december 1997 niet ten aanzien van adviescolleges die in 1996 voor bepaalde tijd zijn ingesteld.

Artikel

4

Artikel 1 geldt tot en met 30 april 1997 niet ten aanzien van de Emancipatieraad, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Emancipatieraad.

Artikel

5

De archiefbescheiden betreffende de werkzaamheden van colleges die ingevolge deze wet ophouden te bestaan, worden overgebracht naar het archief van het meest betrokken ministerie.

Artikel

6

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel

7

Deze wet wordt aangehaald als: Herzieningswet adviesstelsel.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager