Wet van 3 juli 1996, houdende algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk (Kaderwet adviescolleges)

Kaderwet adviescolleges

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede in verband met artikel 79 van de Grondwet, algemene regels te stellen over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK

1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    adviescollege: een college dat krachtens publiekrecht tot taak heeft de regering te adviseren over algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk;

  • b.

    Onze Minister: Onze Minister wie het aangaat.

Artikel

2

Geen adviescollege in de zin van deze wet is:

  • a.

    een college als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    een college dat voor meer dan de helft bestaat uit ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf, en die in verband met hun werkzaamheden in dat college zitting hebben.

HOOFDSTUK

2

HET INSTELLEN VAN ADVIESCOLLEGES

Artikel

4

Een adviescollege wordt bij wet ingesteld.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Alle wetten, koninklijke besluiten en ministeriële regelingen tot instelling van adviescolleges worden mede door Onze Minister van Binnenlandse Zaken ondertekend.

Artikel

8

Bij de instelling van een adviescollege wordt de adviestaak omschreven.

HOOFDSTUK

3

SAMENSTELLING EN INRICHTING VAN ADVIESCOLLEGES

Artikel

10

Een adviescollege bestaat uit een voorzitter en ten hoogste veertien andere leden. Het adviescollege kan uit de leden ondervoorzitters aanwijzen.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Leden van adviescolleges worden op eigen aanvraag door Onze Minister ontslagen. Zij kunnen voorts bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Artikel

16

Een adviescollege kan ter voorbereiding van een of meer adviezen uit zijn midden commissies instellen.

Artikel

16a

De archiefbescheiden van een adviescollege als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid, worden na zijn opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van Onze Minister.

HOOFDSTUK

4

ADVISERING EN STANDPUNTBEPALING

Artikel

17

Een adviescollege adviseert op schriftelijk verzoek van Onze Minister of van een van beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel

18

Een adviescollege kan Onze Minister uit eigen beweging adviseren. Van een voornemen daartoe stelt het adviescollege Onze Minister en de beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Een adviescollege kan zijn werkwijze nader vaststellen in een reglement van orde.

Artikel

22

Indien een advies wordt uitgebracht aan één van de kamers der Staten-Generaal, zendt het adviescollege een afschrift van het advies aan Onze Minister.

Artikel

23

Artikel

24

HOOFDSTUK

5

BEGROTING EN PROGRAMMERING

Artikel

25

Een adviescollege zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister een ontwerp voor de begroting voor het daaropvolgende kalenderjaar van de aan de taakvervulling door het adviescollege verbonden uitgaven.

Artikel

26

Artikel

27

Een adviescollege houdt bij het vervullen van zijn taak zoveel mogelijk rekening met het werkprogramma. Onverminderd de Comptabiliteitswet 2016 vervult het zijn taak met de middelen die ingevolge de desbetreffende begrotingswet ter beschikking zijn gesteld.

HOOFDSTUK

6

VERSLAGLEGGING EN EVALUATIE

Artikel

28

Artikel

29

Een adviescollege verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

30

Onze Minister van Binnenlandse Zaken zendt elke vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

HOOFDSTUK

7

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel

31

Wijzigt de Ambtenarenwet.

Artikel

32

Wijzigt de Comptabiliteitswet.

Artikel

33

Na de instelling van een adviescollege stelt Onze Minister voor dat college een werkprogramma vast voor het resterende deel van het kalenderjaar waarin het is ingesteld en, indien de instelling heeft plaatsgevonden na 31 augustus, tevens voor het daaropvolgende kalenderjaar. Artikel 26 is daarbij zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel

34

Artikel

35

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Artikel

36

Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet adviescolleges.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager