ARTIKEL
I
WIJZIGING WBO
Wijzigt de Wet op het basisonderwijs.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet op het basisonderwijs.
Wijzigt de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.
Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.
Wijzigt de Overgangswet WBO.
Wijzigt de Overgangswet ISOVSO.
Wijzigt de Overgangswet WVO.
Wijzigt de Wet van 27 februari 1992 (Stb. 112).
Wijzigt de Wet van 15 december 1993 (Stb. 716).
In afwijking van het bepaalde in artikel XV, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet van 15 december 1993 (Stb. 716) brengt de gemeenteraad voor vergoeding door de gemeente in 1997 in aanmerking de voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen in de huisvesting opgenomen in het overzicht, bedoeld in het tweede lid van genoemd artikel, dat betrekking heeft op het jaar 1997, voor zover de voorzieningen zijn goedgekeurd door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Aanvragen ten behoeve van voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen in de huisvesting die zijn opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel XV, tweede lid, van de wet van 15 december 1993 (Stb. 716), dat betrekking heeft op het jaar 1998, worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen bij of krachtens de Wet op het basisonderwijs van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt het overzicht, bedoeld in de vorige volzin, aan de desbetreffende gemeente ten behoeve van de toepassing van artikel 69 van de Wet op het basisonderwijs, zoals dit artikel luidt na de inwerkingtreding van deze wet.
De gemeenteraad brengt voor vergoeding door de gemeente in 1997 in aanmerking de voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen in de huisvesting opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 73 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, dat betrekking heeft op de jaren 1997, 1998 en 1999, voor zover de voorzieningen zijn gewenst voor 1997 en door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn goedgekeurd.
Aanvragen ten behoeve van voor blijvend gebruik bestemde voorzieningen die zijn opgenomen in het overzicht, bedoeld in artikel 73 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, dat betrekking heeft op de jaren 1998, 1999 en 2000, worden voor zover gewenst voor 1998 beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen bij of krachtens genoemde wet van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt het overzicht, bedoeld in de vorige volzin, aan de desbetreffende gemeente ten behoeve van de toepassing van artikel 77 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals dit artikel luidt na de inwerkingtreding van deze wet.
De afhandeling van aanvragen als bedoeld in artikel 78 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 1 november 1996 en betrekking hebben op het jaar 1996, vindt plaats door Onze voornoemde Minister aan de hand van de bepalingen bij of krachtens genoemde wet, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet.
Aanvragen als bedoeld in artikel 78 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 1 november 1996 en betrekking hebben op voorzieningen in de huisvesting gewenst voor het jaar 1997 of een later jaar, worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen van genoemde wet van toepassing zijn, zoals die luiden na de inwerkingtreding van deze wet. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt de aanvragen, bedoeld in de vorige volzin, aan de desbetreffende gemeente ten behoeve van onderscheidenlijk de beslissing, bedoeld in artikel XIX, eerste lid, van deze wet dan wel de toepassing van artikel 80 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals dit artikel luidt na de inwerkingtreding van deze wet.
Aanvragen als bedoeld in artikel 71 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 79 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die voor 1 november 1996 zijn ingediend en betrekking hebben op voorzieningen gewenst voor het jaar 1997 worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen van genoemde wetten van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. De beslissing op deze aanvragen wordt genomen op grond van artikel XIX, eerste lid.
Aanvragen als bedoeld in artikel 73 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 81 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals die artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 1 november 1996 en betrekking hebben op voorzieningen in de huisvesting gewenst voor het jaar 1997, worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen van genoemde wetten van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt de aanvragen, bedoeld in de vorige volzin, aan de desbetreffende gemeente ten behoeve van de beslissing, bedoeld in artikel XIX, eerste lid, van deze wet.
Aanvragen als bedoeld in het eerste lid die niet voor 1 november 1996 zijn ingediend, blijven buiten behandeling.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aanvraag als bedoeld in dit artikel tevens begrepen een aanvraag als bedoeld in artikel 72, vierde lid, van de Wet op het basisonderwijs en in artikel 80, vierde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze bepalingen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die is ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 1 november 1996. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Aanvragen als bedoeld in artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs en de artikelen 82 en 82a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die niet voor 31 augustus 1996 zijn ingediend, blijven buiten behandeling.
De afhandeling van verzoeken om goedkeuring als bedoeld in artikel 81, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs en artikel 88a, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend voor 1 september 1996, vindt plaats aan de hand van die bepalingen.
Indien het bevoegd gezag van een bijzondere school op 31 december 1996 aan burgemeester en wethouders een bedrag verschuldigd was als bedoeld in artikel 89 van de Wet op het basisonderwijs of artikel 88i van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, vindt de afhandeling van deze betaling plaats aan de hand van genoemde bepalingen.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt het Investeringsschema als bedoeld in artikel 5 van het Huisvestingsbesluit WVO/WCBO dat betrekking heeft op het jaar 1997 niet vast.
Aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Huisvestingsbesluit WVO/WCBO ten behoeve van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, die zijn ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 1 februari 1996 en betrekking hebben op het jaar 1998 dan wel niet voor 1 februari 1996 zijn ingediend en betrekking hebben op de jaren 1999 en 2000, worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt de aanvragen, bedoeld in de vorige volzin, aan de desbetreffende gemeenten ten behoeve van de toepassing van artikel 76e van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dit artikel luidt na de inwerkingtreding van deze wet.
De uitvoering van de beslissingen op een aanvraag als bedoeld in artikel 6 van het Huisvestingsbesluit WVO/WCBO die betrekking hebben op het jaar 1997 vindt plaats door de desbetreffende gemeente aan de hand van de bepalingen bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze wet.
Aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Huisvestingsbesluit WVO/WCBO ten behoeve van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, die niet voor 1 februari 1996 zijn ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en betrekking hebben op het jaar 1998, worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. De tweede volzin van het tweede lid is van toepassing.
Aanvragen voor voorzieningen in de inventaris als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het Huisvestingsbesluit WVO/WCBO ten behoeve van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs, die zijn ingediend voor 15 december 1996 en betrekking hebben op het jaar 1997, worden beschouwd als aanvragen waarop de bepalingen bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing zijn, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet. De tweede volzin van het tweede lid is van toepassing.
Indien artikel 76u van de Wet op het voortgezet onderwijs toepassing vindt, vergoedt de gemeente, indien gedeelten van de gebouwen uit eigen middelen zijn bekostigd en hiervoor geen vergoeding is genoten, aan het bevoegd gezag van de desbetreffende school de restantboekwaarde van die gedeelten, voor zover het gaat om investeringen die hebben plaatsgevonden voor 1 januari 1997.
De restantboekwaarde wordt vastgesteld op basis van de afschrijvingstermijn van een dertigjarige annuïtaire lening. Het bevoegd gezag dient de bekostiging uit eigen middelen aan te tonen door middel van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Voor 1 januari 1997 stelt de gemeenteraad ten behoeve van het jaar 1997 een regeling vast voor de afhandeling van de aanvragen als bedoeld in artikel 73 van de Wet op het basisonderwijs en de artikelen 78 en 81 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze bepalingen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die zijn ingediend bij Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor 1 november 1996 en betrekking hebben op het jaar 1997, waarop de gemeenteraad ten behoeve van het jaar 1997 beslist. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de afhandeling van aanvragen als bedoeld in artikel 71 van de Wet op het basisonderwijs en artikel 79 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, zoals deze bepalingen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die betrekking hebben op het jaar 1997.
De gemeentelijke regeling, bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de Wet op het basisonderwijs, artikel 84, eerste lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 76m, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals deze bepalingen luiden na de inwerkingtreding van deze wet, wordt vastgesteld ten minste acht weken voor het tijdstip waarop de aanvraag, bedoeld in artikel 68 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 76 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 76e van de Wet op het voortgezet onderwijs moet worden ingediend.
De gemeenteraad stelt per 31 december 1996 per bijzondere school de bedragen vast die hij op grond van artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs dan wel artikel 82 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, ten behoeve van die bijzondere school heeft ontvangen respectievelijk heeft uitgegeven over de periode 1 augustus 1985 tot 1 januari 1997 indien het een school voor basisonderwijs betreft en over de periode 1 januari 1988 tot 1 januari 1997 indien het een school voor speciaal onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs betreft, voor zover het betreft voorzieningen die na 1 januari 1997 leiden tot exploitatiekostenvergoeding.
Op geschillen met betrekking tot door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dan wel door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij genomen beslissingen ten aanzien van voorzieningen in de huisvesting die op 31 december 1996 in beroep of hoger beroep aanhangig zijn of na die datum binnen de beroepstermijn aanhangig zijn gemaakt, blijven de op die datum geldende regelingen van toepassing, met dien verstande dat de gemeente met de uitvoering van de uitspraak in het geschil is belast. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van beroepen ten aanzien van voorzieningen in de huisvesting die aanhangig zijn gemaakt bij Gedeputeerde Staten, met dien verstande dat buiten verdere behandeling worden gelaten beroepen ten aanzien van die voorzieningen op grond van artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs dan wel artikel 82 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zoals deze artikelen luidden voor de inwerkingtreding van deze wet, die na de inwerkingtreding van deze wet onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur komen te vallen.
Beslissingen ten aanzien van de afrekening van de vergoeding met betrekking tot de kalenderjaren tot en met 1996 worden afgehandeld door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op basis van de voor het desbetreffende jaar geldende regelgeving.
Alle financiële verplichtingen die verband houden met de voorzieningen in de huisvesting ten behoeve van het basisonderwijs, het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs die met ingang van 1 januari 1997 tot een aanspraak op het Rijk zouden hebben geleid, komen voor rekening van de desbetreffende gemeente.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stelt ten behoeve van het jaar 1997 geen programma's van eisen vast als bedoeld in de artikelen 90 en 90b van de Wet op het basisonderwijs, in de artikelen 88l en 89 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en in artikel 80 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Deze wet treedt met uitzondering van de artikelen VII en IX tot en met XIX, alsmede XXII in werking met ingang van 1 januari 1997.
De artikelen IX tot en met XIX en XXII treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.