Wet van 10 oktober 1996, houdende regelen inzake het verrichten van veiligheidsonderzoeken (Wet veiligheidsonderzoeken)

Wet veiligheidsonderzoeken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelen te stellen ter zake van het verrichten van veiligheidsonderzoeken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Indien een vertrouwensfunctie wordt uitgeoefend bij het Ministerie van Defensie, dan wel indien het een functie betreft die als vertrouwensfunctie moet worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende noodzaak om toegang te hebben tot militaire installaties, treden, voor de toepassing van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 10 en 16, tweede lid, Onze Minister van Defensie en de Militaire Inlichtingendienst in de plaats van respectievelijk Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

In de gevallen als bedoeld in artikel 4 en 5 beslist Onze Minister van Binnenlandse Zaken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, omtrent het afgeven van een verklaring.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister van Binnenlandse Zaken is bevoegd, na het verstrijken van een termijn van vijf jaren of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van de verklaring of indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, een veiligheidsonderzoek te doen instellen naar een persoon die een vertrouwensfunctie vervult.

Artikel

10

Artikel

11

Deze wet is niet van toepassing op de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast, de procureur-generaal bij de Hoge Raad, de leden van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsman, de leden van de Centrale Raad van Beroep en de leden van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

15

Functies die vóór de inwerkingtreding van deze wet als vertrouwensfunctie zijn aangewezen, worden gelijkgesteld met op grond van artikel 3 aangewezen vertrouwensfuncties.

Artikel

16

Artikel

17

Wijzigt de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Artikel

18

Wijzigt de Ambtenarenwet.

Artikel

19

Wijzigt de Militaire Ambtenarenwet 1931.

Artikel

20

Wijzigt de Politiewet 1993.

Artikel

21

Wijzigt de LSOP-wet.

Artikel

22

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

23

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet veiligheidsonderzoeken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Defensie, J. J. C. Voorhoeve
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager