De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 181) en de op grond van de artikelen 12 en 16 van deze verordening door de Commissie vastgestelde nadere bepalingen;
Gelet op verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem van bepaalde steunregelingen (PbEG L 355) en de door de Commissie op grond van artikel 12 van deze verordening vastgestelde nadere bepalingen;
Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan door de Commissie vastgestelde verordeningen;
Overwegende dat deze bepalingen rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtssfeer hebben maar dat ten behoeve van de juiste uitvoering en nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;
Overwegende dat als gevolg van vele wijzigingen in vorenbedoelde verordeningen een hercodificatie van de regelgeving wenselijk is;
Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
c.
AID:
Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
d.
productschap:
Hoofdproductschap Akkerbouw.
e.
raadsverordening:
verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160)
verordening (EEG) nr.3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 355);
verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 327)
verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten (PbEG L 299);.
verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 280);.
j.
producent:
individuele landbouwondernemer in de Europese Gemeenschap, natuurlijke of rechtspersoon of samenwerkingsverband van natuurlijke of rechtspersonen, die op zijn bedrijf voor eigen rekening en risico akkerland met akkerbouwgewassen inzaait met de bedoeling deze gewassen te oogsten;
k.
bedrijf:
geheel van productie-eenheden dat door de producent wordt beheerd en dat zich bevindt op het Nederlandse grondgebied;
l.
akkerland:
a.
geheel van tot het bedrijf behorende grond met uitzondering van grond die op 31 december 1991 als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik was, en
b.
grond die uiterlijk op 31 december 1991 overeenkomstig de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland uit productie is geweest met uitzondering van grond die overeenkomstig artikel 4 is vervangen door andere gronden;.
m.
perceel:
aaneengesloten oppervlakte die daadwerkelijk wordt benut voor de teelt van een akkerbouwgewas dan wel voor het uit productie nemen als bedoeld in de onderhavige regeling, welke is gelegen in één productieregio;
n.
akkerbouwgewassen:
gewassen die worden genoemd in bijlage I van de raadsverordening;
o.
verkoopseizoen:
tijdvak dat begint op 1 juli van een kalenderjaar en eindigt op 30 juni van het daarop volgende kalenderjaar;
p.
productieregio I:
gebied dat is gelegen binnen de gemeentegrenzen welke op 1 mei 1991 golden voor de in bijlage 1 bij deze regeling genoemde gemeenten of gedeelten van gemeenten en de gebieden welke met een groene arcering zijn aangegeven op de kaarten in bijlage 4;
q.
productieregio II:
gebied in Nederland dat niet behoort tot productieregio I;
r.
basisareaal:
regionale basisareaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de raadsverordening;
aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 3508/92.
Artikel
2
1
Nederland heeft één nationaal basisareaal van 441.700 hectare, waarvan een apart basisareaal voor maïs 208.300 hectare beslaat.
2
Op het in het eerste lid genoemde nationale basisareaal wordt in mindering gebracht het met maïs onderscheidenlijk overige akkerbouwgewassen ingezaaide areaal dat wordt gebruikt voor het verzoek om subsidie krachtens verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PbEG L 160).
3
De gemiddelde graanopbrengst, bedoeld in artikel 3, eerste en vijfde lid, van de raadsverordening en de gemiddelde opbrengst van maïs, bedoeld in artikel 3, eerste, tweede en vijfde lid, van de raadsverordening wordt voor productieregio I vastgesteld op 6660 kg per hectare voor maïs en 7080 kg per hectare voor de overige akkerbouwgewassen, en voor productieregio II op 6660 kg per hectare voor maïs en 4920 kg per hectare voor de overige akkerbouwgewassen.
Paragraaf
2
Algemene bepalingen
Artikel
3
Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de raadsverordening, verordening 3508/92, verordening 2419/2001, verordening 2316/1999, verordening 2461/1999, deze regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.
Artikel
4
1
Onder de voorwaarden, die voortvloeien uit de in artikel 3 genoemde verordeningen alsmede onder de bepalingen van deze regeling, komt de producent in aanmerking voor een subsidie voor percelen akkerland:
a.
met elk een oppervlakte van tenminste 0,3 hectare;
b.
die volledig worden ingezaaid met een akkerbouwgewas met inachtneming van de volgende minimum hoeveelheden ingezaaid zaad per hectare:
koolzaad en raapzaad:
4 kg;
zonnebloempitten:
3,5 kg;
sojabonen:
50 kg;
eiwithoudende gewassen:
70 kg
maïs:
15 kg;
boekweit:
25 kg;
kanariezaad:
20 kg;
overige granen:
50 kg;
lijnzaad van ander vlas dan vezelvlas:
30 kg;
vezelvlas:
70 kg;
vezelhennep:
25 kg;
vezelhennep voor de productie van zaaizaad:
8 kg;
quinoa:
3 kg;
Eragrostis
1 kg.
c.
die door de producent worden onderhouden behalve in uitzonderlijke, door de minister als zodanig erkende omstandigheden en onder de door hem daarbij gestelde voorwaarden;
2
Suikermaïs en vezelhennep worden uiterlijk op 15 juni voorafgaand aan het betrokken verkoopseizoen ingezaaid.
3
De producent kan percelen akkerland als bedoeld in het eerste lid vervangen door andere gronden indien:
a.
de perceelsindeling of de verkaveling van het bedrijf van overheidswege wordt gewijzigd of op grond van de Plantenziektenwet beperkingen worden gesteld aan het telen van akkerbouwgewassen op het bedrijf;
b.
de oppervlakte van de vervangende gronden niet groter is dan die van de te vervangen percelen akkerland;
c.
voor zover van toepassing, de eigenaar, beperkt gebruiksgerechtigde, verpachter dan wel pachter van de te vervangen percelen akkerland heeft ingestemd met het vervangen van deze percelen;
d.
en voorafgaande aan het betrokken verkoopseizoen schriftelijk toestemming is verkregen van LASER. Een schriftelijke aanvraag daartoe kan in de periode die loopt van 15 oktober tot en met 1 december worden ingediend.
4
Onverminderd het bepaalde in de aanhef van het eerste lid komt de producent in aanmerking voor een subsidie voor percelen bestemd voor de teelt van vezelvlas of vezelhennep en eventueel voor de verplichte braaklegging daarvan, voor zover voor deze percelen in het kader van verordening (EEG) nr. 1308/70 van de Raad van 29 juni 1970 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vlas en hennep (PbEG 146) steun is toegekend gedurende ten minste één van de verkoopseizoenen 1998/1999 tot en met 2000/2001.
5
In afwijking van het eerste en het vierde lid wordt geen subsidie verleend indien dit bedrag 50 euro of lager is.
Artikel
5
De subsidies worden berekend overeenkomstig artikel 7 van de raadsverordening. Bij de berekening van de subsidie voor oliehoudende zaden wordt de gemiddelde graanopbrengst van de betrokken productieregio als uitgangspunt genomen.
Paragraaf
3
Aanvraag oppervlakten
Artikel
6
1
Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de producent bij LASER een aanvraag oppervlakten in.
2
Een aanvraag oppervlakten heeft betrekking op alle percelen die behoren tot het bedrijf van de producent .
Artikel
7
1
Voor een aanvraag oppervlakten of mededeling in het kader van deze regeling maakt de producent gebruik van een door LASER vastgesteld formulier dat door de producent volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.
2
Bij de indiening van een formulier, als bedoeld in het eerste lid, legt de producent alle bewijsstukken over ten aanzien waarvan zulks wordt verlangd ingevolge het betreffende formulier, dan wel ingevolge deze regeling.
3
De producent is verplicht degene die belast is met de uitvoering van deze regeling op diens verzoek alle ter zake van die gegevens gewenste nadere inlichtingen terstond en naar waarheid te verstrekken.
4
LASER is belast met de uitvoering van deze regeling waaronder begrepen het uitreiken van formulieren, alsmede met het wederom in ontvangst nemen van de formulieren met bijbehorende bescheiden.
Artikel
7a
1
In afwijking van artikel 7, eerste lid, kan de producent gebruik maken van een elektronisch formulier onder de voorwaarden van de Regeling elektronische indiening GDI 2003.
2
De bewijsstukken die ingevolge deze regeling verlangd worden, overlegt de producent schriftelijk voor zover deze niet elektronisch overgelegd kunnen worden
Artikel
8
1
De aanvraagperiode wordt jaarlijks bij afzonderlijke regeling door de minister vastgesteld.
2
Indien de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, door LASER wordt ontvangen, wordt de subsidie waarop de producent recht zou hebben indien LASER de aanvraag oppervlakten tijdig zou hebben ontvangen, verlaagd overeenkomstig artikel 13 van verordening 2419/2001, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 13.
3
Indien de aanvraag oppervlakten meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, door LASER wordt ontvangen, wordt de aanvraag afgewezen, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 13.
Artikel
9
1
Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.
2
Indien de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, na de aldaar bedoelde datum door LASER worden ontvangen, wordt de subsidie die betrekking heeft op het daadwerkelijke gebruik van de betrokken percelen verlaagd met 1% per werkdag dat de wijzigingen te laat worden ingediend.
3
In afwijking van het tweede lid, worden de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, die meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode door LASER worden ontvangen, niet meer geaccepteerd. Indien deze uiterste datum evenwel ligt voor of op de in het eerste lid bedoelde datum voor de inzaai, worden de wijzigingen die na de datum voor de inzaai worden ontvangen niet meer geaccepteerd.
4
In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.
5
De aanvraag oppervlakten kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, echter indien LASER, de AID of het productschap de producent in kennis heeft gesteld van:
a.
onregelmatigheden in zijn aanvraag oppervlakten, of
b.
het voornemen bij hem een controle ter plaatse uit te voeren, waarbij vervolgens onregelmatigheden worden ontdekt, mogen de bij de onregelmatigheden betrokken gedeelten van de aanvraag niet worden ingetrokken.
6
Van de wijziging bedoeld in het eerste lid, de verbetering bedoeld in het vierde lid en de intrekking bedoeld in het vijfde lid wordt LASER schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel
9a
Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat de aanvraag oppervlakten is ingediend en voordat aan alle voorwaarden voor de toekenning van subsidie is voldaan, kan aan de cessionaris de door de cedent aangevraagde subsidie worden toegekend indien:
a.
LASER de schriftelijke melding door de cessionaris van de overdracht binnen een maand na de overdracht ontvangt,
b.
de cessionaris LASER verzoekt om betaling van de door de cedent aangevraagde subsidie,
c.
de cessionaris alle door LASER verlangde bewijsstukken overlegt, en
d.
wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de toekenning van de subsidie.
Paragraaf
4
Behandeling van de aanvraag opervlakten
Artikel
10
Vervallen
Paragraaf
5
Administratieve bepalingen
Artikel
11
1
De producent houdt op zijn bedrijf een afschrift van een volledig en naar waarheid ingevulde boekhouding voor de gewassen beschikbaar overeenkomstig het door LASER vastgestelde formulier.
2
Bij de boekhouding, bedoeld in het eerste lid, bewaart de producent alle door LASER voorgeschreven bewijsstukken.
Paragraaf
6
Sanctiebepalingen
Artikel
11a
1
De in artikel 32 tot en met 35 van verordening 2419/2001 bedoelde kortingen en uitsluitingen zijn niet van toepassing:
a.
indien de producent LASER feitelijk juiste gegevens heeft verschaft of hij anderszins kan bewijzen dat hem geen schuld treft, of
b.
op die onderdelen van de aanvraag oppervlakten ten aanzien waarvan een producent, nadat hij heeft vastgesteld dat zijn aanvraag fouten bevat of niet langer juist is, LASER daarvan schriftelijk in kennis stelt, tenzij de producent door LASER, de AID of het productschap in kennis is gesteld van het voornemen bij hem een controle ter plaatse te verrichten of reeds over onregelmatigheden in de betrokken aanvraag is ingelicht.
Artikel
12
1
Behoudens de gevallen waarin artikel 34, 34a of de kortingen en uitsluitingen, bedoeld in artikel 32 tot en met 35 van verordening 2419/2001 van toepassing zijn, vervalt het recht op een subsidie naar de mate van de ernst en omvang van de geconstateerde overtreding indien blijkt dat de producent een of meer bepalingen van de raadsverordening, van de in artikel 1 genoemde verordeningen of van deze regeling geheel of gedeeltelijk niet heeft nageleefd of indien bij zijn aanvraag tot subsidieverlening onjuiste gegevens zijn verstrekt.
2
Indien het recht op een subsidie vervalt zoals bedoeld in het eerste lid, betaalt de producent het reeds ontvangen bedrag terug, vermeerderd met de rente vanaf het moment van uitbetaling.
3
De rente, bedoeld in het tweede lid, is de wettelijke rente in Nederland geldende op de laatste dag van de kalendermaand waarin de subsidie is betaald.
4
De subsidie vermeerderd met de rente betaalt de producent terug op eerste vordering van LASER, zonder dat ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist.
5
Indien het bedrag per bedrijfshoofd en per verkoopseizoen niet meer bedraagt dan € 100,-. rente niet inbegrepen, wordt afgezien van terugvordering.
Paragraaf
7
Overmacht
Artikel
13
1
Indien de producent één of meer verplichtingen als bedoeld in de in artikel 1 genoemde verordeningen of van deze regeling niet kan nakomen wegens overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 48 van verordening 2419/2001, ontvangt LASER binnen 10 werkdagen vanaf het tijdstip waarop dit voor de producent mogelijk is, hiervan schriftelijk bericht.
2
De producent voegt bij de berichtgeving, bedoeld in het eerste lid, bewijsstukken bij ter ondersteuning van zijn beroep op overmacht of buitengewone omstandigheden als bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf
8
Oliehoudende zaden
Artikel
14
1
Het bij de inzaai van koolzaad of raapzaad gebruikte zaad moet behoren tot één van de in artikel 4, tweede lid, onderdelen a, c en d, van verordening 2316/1999, onderscheiden categorieën zaaizaad.
2
Indien inzaai plaatsvindt met zaaizaad, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van verordening 2316/1999, is de producent verplicht:
a.
het betreffende perceel aan te melden voor keuring bij de stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen overeenkomstig het door deze stichting vastgestelde keuringsreglement;
b.
een bewijs terzake van de aanmelding van het perceel bij zijn boekhouding, als bedoeld in artikel 11 te bewaren;
c.
in voorkomend geval schriftelijke stukken waaruit de projectmatige opzet en het doel van het onderzoek of de proef blijken alsmede de resultaten daarvan, bij zijn boekhouding, bedoeld in artikel 11, te bewaren.
3
Artikel 2 van de Beschikking controlevoorschriften inzake het gebruik of de bestemming van bepaalde landbouwprodukten 1979 is van overeenkomstige toepassing op de geteelde gewassen, zolang de voorgeschreven bestemming niet volledig is bereikt.
Paragraaf
9
Vezelvlas, vezelhennep en lijnzaad van ander vlas dan vezelvlas
Artikel
15
1
Bij de inzaai van vezelvlas en vezelhennep wordt zaad gebruikt als bedoeld in artikel 7 bis, eerste lid, onderdeel b, eerste volzin, van verordening 2316/1999. Voor vezelhennep geldt voorts dat het zaad gecertificeerd moet zijn overeenkomstig richtlijn 69/208/EEG.
2
De producent dient uiterlijk op 15 september van het verkoopseizoen waarop de aanvraag oppervlakten betrekking heeft, bij LASER een kopie in van het contract of de verbintenis bedoeld in artikel 7 bis, eerste lid, onderdeel a, van verordening 2316/1999.
3
De producent doet aangifte bij LASER terzake de met vezelvlas en vezelhennep bebouwde percelen.
4
De aangifte, die deel uit maakt van de aanvraag oppervlakten, voldoet aan artikel 7bis, derde lid, van verordening 2316/1999.
5
De teeltaangifte gaat vergezeld van de officiële etiketten van het gebruikte vezelvlaszaad en vezelhennepzaad bedoeld in artikel 7 bis, tweede lid, van verordening 2316/1999.
6
In afwijking van het derde lid, gaat, indien op een perceel vezelvlas wordt geteeld voor de productie van zaaizaad, de teeltaangifte vergezeld van een kopie van de aanmelding van het betrokken perceel bij de stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen.
7
Indien ten behoeve van de teelt van vezelvlas zaad is gebruikt dat niet is gecertificeerd overeenkomstig het bij of krachtens richtlijn 69/208/EEG bepaalde, gaat de teeltaangifte vergezeld van bewijsstukken waaruit blijkt dat het ingezaaide zaad voldoet aan het eerste lid.
8
In afwijking van het vijfde tot en met het zevende lid, worden, indien de inzaai plaatsvindt na de sluiting van de aanvraagperiode, de aldaar bedoelde bewijsstukken uiterlijk op 30 juni van het verkoopseizoen waarop de aanvraag oppervlakten betrekking heeft bij LASER ingediend.
Artikel
15a
Bij de inzaai van lijnzaad wordt zaad gebruikt van vlasrassen die worden beschouwd als andere rassen dan die welke hoofdzakelijk zijn bestemd voor de productie van vezels als bedoeld in artikel 15, eerste lid.
Paragraaf
10
Het uit productie nemen van akkerland
Artikel
16
1
Een producent neemt per productieregio een zodanige oppervlakte akkerland, die bestaat uit percelen van tenminste 20 meter breed met elk een oppervlakte van tenminste 0,3 hectare, uit productie dat de desbetreffende oppervlakte ten minste 10% uitmaakt van de oppervlakte die wordt gevormd door de som van:
a.
de totale oppervlakte van de percelen in de desbetreffende productieregio ingezaaid met akkerbouwgewassen waarvoor de producent subsidie aanvraagt, en
b.
de totale door de producent voor de desbetreffende productieregio op grond van deze regeling uit productie genomen oppervlakte aan percelen.
2
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is het de producent toegestaan om ook grond uit productie te nemen in de andere productieregio dan die waarin de akkerbouwgewassen worden ingezaaid mits de braak te leggen oppervlakte wordt aangepast om rekening te houden met de opbrengstverschillen tussen deze productieregio’s.
3
Voor de uit productie genomen oppervlakte die groter is dan waartoe de producent ingevolge het eerste lid verplicht is, heeft de producent aanspraak op subsidie in het kader van deze regeling.
4
In afwijking van het eerste lid geldt de verplichting tot het uit productie nemen van een oppervlakte niet voor een producent wiens aanvraag oppervlakten betrekking heeft op een kleinere oppervlakte dan die volgens de voor de desbetreffende productieregio of productieregio’s vastgestelde opbrengsten nodig is om 92 ton graan te produceren, tenzij
a.
het bedrijf van de producent na 30 juni 1992 is gevormd door de splitsing van een bestaand bedrijf, en
b.
de splitsing bedoeld in onderdeel a kennelijk voornamelijk tot doel heeft de verplichting bedoeld in het eerste lid te ontgaan.
5
Een producent die overeenkomstig het vierde lid is vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, heeft voor de oppervlakte akkerland, die bestaat uit percelen van tenminste 20 meter breed met elk een oppervlakte van tenminste 0,3 hectare, die hij uit productie neemt recht op subsidie in het kader van deze regeling.
6
In afwijking van de minimumbreedte genoemd in het eerste lid, is het de producent toegestaan percelen van ten minste 10 meter breed met elk een oppervlakte van ten minste 0,3 hectare, uit productie te nemen, indien zij grenzen aan nimmer opdrogende waterlopen of meren, onder de navolgende voorwaarden:
a.
de percelen worden ingezaaid met een groenbemester overeenkomstig artikel 20, tweede lid;
b.
op de betrokken percelen worden in de periode vanaf 15 januari tot en met 30 september:
geen dierlijke of overige organische meststoffen gebruikt,
geen fytofarmaceutische producten, herbiciden daaronder begrepen, gebruikt, behoudens voor de pleksgewijze bestrijding van onkruid die uit landbouwkundig oogpunt noodzakelijk is.
7
Voor de uit productie genomen percelen, bedoeld in het eerste, derde, vijfde en zesde lid bedraagt de subsidie per hectare 63 euro vermenigvuldigd met de gemiddelde graanopbrengst gemeten in tonnen per hectare van de desbetreffende productieregio.
Artikel
17
De oppervlakte, bedoeld in artikel 16, wordt gedurende een aaneengesloten periode, die loopt van uiterlijk 15 januari tot tenminste 31 augustus daaropvolgend, niet gebruikt voor een vorm van landbouwproductie en evenmin voor andere landbouwdoeleinden of andere winstgevende bestemmingen die met akkerbouw onverenigbaar zijn.
Artikel
18
Vervallen
Artikel
19
1
Percelen die zijn bebost in het kader van de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden uit hoofde van een aanvraag die na 28 juni 1995 is ingediend, kunnen worden gebruikt om aan de in artikel 16, eerste lid, bedoelde verplichting te voldoen.
2
Voor percelen, bedoeld in het eerste lid, die tevens worden gebruikt voor de verplichting tot het uit productie nemen van een oppervlakte als bedoeld in artikel 16, eerste lid, heeft de producent geen aanspraak op subsidie, bedoeld in artikel 16, zevende lid.
Artikel
20
1
In afwijking van artikel 17 is het de producent vanaf 15 juli toegestaan de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen oppervlakte ten behoeve van de oogst van het daaropvolgende kalenderjaar in te zaaien met de in bijlage 3 bij deze regeling genoemde gewassen.
2
In afwijking van artikel 17 mag de producent de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen oppervlakte inzaaien met een groenbemester onder de navolgende voorwaarden:
a.
het betreft een groenbemester, genoemd in bijlage 2 bij de regeling, die uiterlijk op 31 mei wordt ingezaaid;
b.
de groenbemester evenals het eventueel opgekomen onkruid wordt vóór 31 augustus niet van het perceel afgevoerd en wordt vanaf 31 augustus tot 15 januari niet van het bedrijf afgevoerd. De groenvoederproductie die onder meer door het inkuilen van de groenbemester in de periode tot 15 januari is ontstaan, mag niet van het bedrijf worden afgevoerd;.
c.
de groenbemester is niet bestemd voor de productie van zaaizaad of pootgoed;
d.
de groenbemester wordt niet vóór 31 augustus voor agrarische doeleinden gebruikt en geeft niet vóór 15 januari aanleiding tot een groenvoederproductie die bedoeld is om te worden gecommercialiseerd;
e.
de groenbemester wordt niet vóór 31 augustus door enigerlei vorm van bewerking vernietigd.
3
Op percelen welke niet zijn of worden ingezaaid met een groenbemester, mogen gedurende de in artikel 17 bedoelde periode geen dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen worden gebruikt.
4
Ter zake van de percelen bedoeld in het derde lid, verklaart de producent bij de in artikel 21 bedoelde aangifte dat hij geen groenbemester inzaait en dat hij op de betrokken percelen geen dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen zal gebruiken gedurende de in artikel 17 bedoelde periode.
5
Op percelen welke zijn of worden ingezaaid met een groenbemester, is het gebruik van dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen onder de volgende aanvullende voorwaarden geoorloofd:
a.
de producent verklaart bij de in artikel 21 bedoelde aangifte dat hij gebruik wil kunnen maken van de mogelijkheid om op de betrokken percelen dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen te gebruiken.
b.
de inzaai met groenbemesters geschiedt met gebruikmaking van een zodanige hoeveelheid zaaizaad en op zodanige wijze dat een volledige en gelijkmatige opkomst van het gewas op het gehele betrokken perceel gegarandeerd is.
c.
in ieder geval in de periode van 15 juni tot en met 14 juli is het gewas zodanig ontwikkeld dat sprake is van een volledige en gelijkmatig bedekking van de betrokken percelen met een groenbemester.
6
Het is verboden om op uit productie genomen percelen akkerland:
a.
organische afvalstoffen te gebruiken;
b.
dierlijke meststoffen te gebruiken indien zulks in strijd is met het bepaalde in het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998;
c.
fytofarmaceutische producten, daaronder begrepen herbiciden, te gebruiken, uitgezonderd de ingevolge de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Stb. 288) toegestane middelen;
d.
overige organische meststoffen te gebruiken indien zulks in strijd is met het bepaalde in het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.
Artikel
20a
1
In afwijking van artikel 17 en met inachtneming van artikel 19 van verordening 2316/1999 en artikel 20, tweede tot en met zesde lid, mag de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen oppervlakte worden gebruikt om, onder verstrekking van een door een overheidsinstantie verleende subsidie ter hoogte van de daadwerkelijke en redelijke kosten van de producent, een bijdrage te leveren aan de verbetering dan wel de instandhouding van natuurwaarden.
2
De natuurwaarden, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op zeldzame of sterk in aantal achteruitgaande diersoorten, plantensoorten en biotopen, waaronder:
a.
bloembezoekende insekten;
b.
zoogdieren, reptielen en amfibieën;
c.
akkervogels en roofvogels;
d.
akkerkruiden;
e.
trekvogels.
Artikel
21
Vervallen
Artikel
21a
1
In afwijking van artikel 17 mag de producent die voor zijn gehele productie voldoet aan de voorschriften die zijn vastgesteld bij verordening (EEG) nr. 2092/91, overeenkomstig artikel 23 bis van verordening 2316/1999, de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen oppervlakte gebruiken voor de teelt van voederleguminosen.
2
Ten bewijze dat de producent voor zijn gehele productie voldoet aan de voorschriften die zijn vastgesteld bij verordening (EEG) nr. 2092/91 gaat de aanvraag oppervlakten vergezeld van een bewijs van certificering door de Stichting SKAL te Zwolle.
Artikel
22
Vervallen
Paragraaf
11
Verbouw van niet voor menselijke of dierlijke voeding bestemde grondstoffen op uit productie genomen akkerland
Artikel
23
1
In afwijking van artikel 17 mogen producenten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van verordening 2461/1999 en de artikelen 24 tot en met 30, de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen oppervlakte gebruiken voor het verbouwen van de in bijlage I bij genoemde verordening genoemde grondstoffen.
2
Geen subsidie als bedoeld in artikel 16, zevende lid, wordt verstrekt voor de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen percelen waarop de verbouw van aardperen, cichoreiwortels en suikerbieten plaatsvindt.
3
De grondstoffen worden verbouwd specifiek met het oog op verwerking van de grondstoffen in de Europese Gemeenschap tot een of meer eindproducten welke zijn genoemd in bijlage III van verordening 2461/1999 en welke niet zijn bestemd voor menselijke of dierlijke voeding.
4
Grondstoffen van GN-code 0701 90 10 mogen slechts worden verbouwd onder de navolgende voorwaarden:
a.
de betrokken percelen zijn in de drie voorafgaande teeltseizoenen niet met aardappelen bebouwd geweest;
b.
ten hoogste 25% van de totale oppervlakte akkerland van het bedrijf wordt gebruikt voor de teelt van aardappelen;
c.
gedurende de vijf kalenderjaren, die volgen op de onderhavige aardappelteelt, blijft een grondontsmetting achterwege;
d.
voor de onderhavige aardappelteelt worden slechts aardappelrassen gebruikt, waaraan blijkens de meest recente Beschrijvende Rassenlijst voor landbouwgewassen ten minste het cijfer 6 is toegekend voor de eigenschap ’resistentie tegen Phytophthora in het loof’;
e.
voordat de onderhavige aardappelteelt aanvangt, wordt ieder daarvoor bestemd perceel door een door de minister aangewezen instelling onderzocht op aardappelmoeheid;
f.
indien een perceel, dat voor de onderhavige aardappelteelt wordt gebruikt, blijkens het in onderdeel c bedoelde onderzoek niet vrij is van aardappelmoeheid, worden daarop slechts aardappelen geteeld van rassen, die door de in onderdeel c bedoelde instelling zijn aangewezen.
Artikel
24
1
De verbouw van grondstoffen overeenkomstig artikel 23 vindt plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst die door de producent is gesloten met een in een Lid-Staat van de Europese Unie gevestigde eerste verwerker of inzamelaar.
de productieregio waarin de betrokken percelen zijn gelegen;
c.
het kalenderjaar waarin de grondstoffen zullen worden geoogst;
d.
de verplichting voor de producent de totale hoeveelheid van de in de overeenkomst omschreven en tevens door middel van de toepasselijke GN-code aangeduide grondstof, welke wordt geproduceerd op de percelen waarop de overeenkomst betrekking heeft, te leveren aan de eerste verwerker of inzamelaar;
e.
de verplichting voor de eerste verwerker of inzamelaar de geleverde hoeveelheid grondstof volledig af te nemen en te verzekeren dat deze zal worden gebruikt voor de vervaardiging van één of meer van de in de overeenkomst omschreven en tevens door middel van de toepasselijke GN-code aangeduide eindproducten, als bedoeld in artikel 23, derde lid.
3
In Nederland gevestigde eerste verwerkers of inzamelaars waarmee een overeenkomst wordt gesloten dienen door het productschap te zijn erkend.
4
De erkenning wordt op aanvraag verleend en vindt eerst plaats nadat door de AID is vastgesteld dat de bedrijfsadministratie, de opslagruimten en, indien van toepassing, de productiewijze en -middelen voldoen aan de vereisten die daaraan moeten worden gesteld in verband met de controle op de bestemming die aan de grondstoffen moet worden gegeven.
5
De producent bewaart een origineel exemplaar van de met de eerste verwerker of inzamelaar gesloten overeenkomst of een gewaarmerkte kopie daarvan bij zijn boekhouding, bedoeld in artikel 11, eerste lid.
Artikel
25
1
De producent doet aangifte bij LASER ter zake van de met grondstoffen bebouwde percelen en legt daarbij tevens een origineel exemplaar van de met de eerste verwerker of inzamelaar gesloten overeenkomst over.
2
De aangifte, die deel uitmaakt van de aanvraag oppervlakten, bedoeld in artikel 6, voldoet aan artikel 5 van verordening 2461/1999.
3
De totale hoeveelheid grondstof die op de betrokken percelen is geproduceerd, wordt uiterlijk op 1 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin zij wordt geoogst, geleverd aan de eerste verwerker of inzamelaar.
4
Ten bewijze dat is voldaan aan het bepaalde in het derde lid, legt de producent uiterlijk op 1 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de aanvraag oppervlakten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, is ingediend, aan LASER een door de erkende eerste verwerker of diens gemachtigde of de inzamelaar of diens gemachtigde getekende verklaring van overname, alsmede fakturen en betalingsbewijzen met betrekking tot de geleverde grondstoffen over, tezamen met de aangifte, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van verordening 2461/1999.
5
De verklaring van overname, bedoeld in het vierde lid, wordt gesteld op een door LASER vastgesteld formulier dat door de erkende eerste verwerker of inzamelaar volledig en naar waarheid is ingevuld, ondertekend en gedagtekend.
6
Voor grondstoffen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van verordening 2461/1999 bepaalt LASER vóór de oogst de representatieve opbrengsten aan de hand van de oogstgegevens van het bedrijf van de producent en stelt de producent hiervan in kennis.
Artikel
26
1
De in Nederland gevestigde erkende eerste verwerker of inzamelaar die een overeenkomst als bedoeld in artikel 24 heeft gesloten met een producent wiens bedrijf zich in Nederland of in een andere Lid-Staat van de Europese Unie bevindt:
a.
dient een origineel exemplaar van de overeenkomst of een gewaarmerkt kopie daarvan in bij het productschap binnen de termijnen, genoemd in artikel 13, eerste lid, van verordening 2461/1999 en verstrekt daarbij de nodige gegevens over de verwerkingsketen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van verordening 2461/1999;
b.
stelt bij het productschap de volledige zekerheid, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van verordening 2461/1999 binnen de in artikel 13, eerste lid, van genoemde verordening bedoelde termijn.
c.
bewaart een origineel exemplaar van de overeenkomst of een gewaarmerkte kopie daarvan in zijn bedrijfsadministratie;
d.
doet aan het productschap uiterlijk op 1 maart van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de grondstof wordt geoogst, opgave van de totale ontvangen hoeveelheid grondstof welke is geproduceerd op de percelen waarop de overeenkomst betrekking op heeft, onder vermelding van soort en ras, alsmede van de referentie van de overeenkomst en van de naam en het adres van de partij bij de overeenkomst die de grondstof heeft geleverd en van de plaats van levering.
2
De in Nederland gevestigde eerste verwerker of inzamelaar verstrekt de in artikel 13, vierde lid, van verordening 2461/1999 bedoelde informatie binnen de daar genoemde termijnen aan het productschap, onder vermelding van de referentie van de overeenkomst.
3
Indien de eerste verwerker niet zelf de grondstoffen verwerkt tot de eindproducten welke zijn genoemd in de overeenkomst met de in het eerste lid bedoelde producent, verplicht hij de afnemers van de grondstoffen of van de tussenproducten bij schriftelijke overeenkomst de grondstoffen tot deze eindproducten te verwerken of te doen verwerken dan wel een gelijk beding op te nemen in de met opvolgende afnemers te sluiten schriftelijke overeenkomsten, waarbij laatsten verplicht worden op hun beurt gelijke verplichtingen op te nemen in de door hen met afnemers te sluiten schriftelijke overeenkomsten.
4
De artikelen 2 en 3 van de Beschikking controlevoorschriften inzake het gebruik op de bestemming van bepaalde landbouwprodukten 1979 is vanaf de aflevering van de grondstoffen aan de eerste verwerker of inzamelaar van toepassing op bedoelde grondstoffen en de daaruit geproduceerde tussenproducten, zolang nog geen sprake is van de eindproducten waarop de met de in het eerste lid bedoelde producent gesloten overeenkomst betrekking heeft, met dien verstande dat waar in genoemde artikelen sprake is van de Minister, respectievelijk LASER gelezen wordt: het productschap.
5
De AID is belast met:
a.
de afgifte van controle-exemplaren T 5, als bedoeld, in artikel 17 van verordening 2461/1999 bij verzending van de in genoemd artikellid bedoelde grondstoffen, tussenproducten of bijproducten naar andere Lid-Staten van de Europese Unie;
b.
de behandeling en aftekening van controle-exemplaren T 5 die betrekking hebben op de grondstoffen en producten die van andere Lid-Staten naar Nederland zijn verzonden.
6
De eerste verwerker kan de geleverde grondstoffen, tussenproducten of eindproducten en de inzamelaar kan de geleverde grondstoffen vervangen door equivalente producten van dezelfde onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur, van dezelfde handelskwaliteit en met dezelfde technische kenmerken mits hij het productschap hiervan vooraf in kennis stelt.
Artikel
27
De producent die gebruik maakt van de mogelijkheid van verbouw van niet voor menselijke of dierlijke voeding bestemde grondstoffen op uit productie genomen akkerland, heeft aanspraak op subsidie als bedoeld in artikel 16, zevende lid, indien is vastgesteld dat is voldaan aan artikel 12, eerste lid, van verordening 2461/1999, alsmede aan de bepalingen van deze regeling.
Indien de overeenkomst, bedoeld in artikel 24, wordt gewijzigd of ontbonden nadat de producent een aanvraag oppervlakten heeft ingediend kan de producent slechts aanspraak maken op een subsidie indien de producent aan LASER respectievelijk de in Nederland gevestigde verwerker of inzamelaar aan het productschap, uiterlijk op de door de minister overeenkomstig artikel 8 vastgestelde datum voor ontvangst van de aanvraag oppervlakten, een origineel exemplaar dan wel een gewaarmerkt afschrift van de schriftelijke overeenkomst tussen de producent en de eerste verwerker of inzamelaar, waarbij de overeenkomst wordt gewijzigd of ontbonden, overlegt.
2
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid staat LASER toe dat de overeenkomst wordt gewijzigd of, voorzover dit gerechtvaardigd is, wordt ontbonden indien de producent haar hiervan vooraf in kennis stelt en bewijsmateriaal overlegt waaruit blijkt, dat hij wegens specifieke omstandigheden de in de overeenkomst vermelde grondstoffen niet of niet volledig kan leveren. Indien de wijziging van de overeenkomst tot een vermindering van de oppervlakte leidt waarvoor de subsidie is aangevraagd, of indien de overeenkomst wordt ontbonden brengt de producent om aanspraak op een subsidie te kunnen blijven maken de betrokken percelen in onbeteelde toestand en draagt hij er zorg voor dat de grondstoffen onder toezicht van de AID worden ondergewerkt of vernietigd.
3
Na verkregen toestemming van LASER als bedoeld in het tweede lid, legt de producent een origineel exemplaar van de schriftelijke overeenkomst, dan wel een gewaarmerkt kopie daarvan binnen 20 werkdagen na haar sluiting over aan LASER en stelt hij LASER in kennis van de datum van de wijziging of ontbinding van de overeenkomst en de datum waarop de betrokken percelen in onbeteelde toestand worden gebracht en de grondstof wordt ondergewerkt of vernietigd. Laatstgenoemde datum is ten minste twee weken na deze kennisgeving gelegen.
Artikel
30
Door het productschap kunnen met inachtneming van verordening 2461/1999 nadere regelen worden gesteld die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de aan het productschap in de voorgaande bepalingen toegekende bevoegdheden.
Artikel
31
1
In afwijking van artikel 17 mogen producenten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van verordening 2461/1999 en artikel 32, de overeenkomstig artikel 16 uit productie genomen oppervlakte gebruiken voor het verbouwen van de in bijlage II bij genoemde verordening genoemde grondstoffen.
2
De grondstoffen worden verbouwd specifiek met het ook op de verwerking van de grondstoffen in de Europese Gemeenschap tot een of meer eindproducten welke zijn genoemd in bijlage III van verordening 2461/1999 en welke niet zijn bestemd voor menselijke of dierlijke voeding.
3
In afwijking van artikel 17 behoeven de betrokken percelen akkerland niet vanaf 15 januari uit productie te worden genomen mits de bepalingen in verordening 2461/1999 en deze paragraaf in acht worden genomen.
Artikel
32
1
De producent die overeenkomstig artikel 31 grondstoffen wil verbouwen met het oog om deze zelf te gebruiken dan wel te verkopen, verbindt zich er ten opzichte van de minister schriftelijk toe dat aan deze grondstoffen een bestemming conform bijlage III van verordening 2461/1999 wordt gegeven.
2
De producent voegt de verbintenis, bedoeld in het eerste lid, bij zijn aanvraag oppervlakten in de verkoopseizoenen waarin de verbouw van de grondstoffen overeenkomstig artikel 31 plaatsvindt.
Paragraaf
12
Eisen inzake milieubescherming
Artikel
33
1
Op de percelen waarop blijkens de aanvraag oppervlakten maïs wordt geteeld en waarvoor op grond van deze regeling subsidie als bedoeld in artikel 4 wordt aangevraagd, is onkruidbestrijding met behulp van fytofarmaceutische producten niet toegestaan in de periode vanaf 1 april tot en met 15 juli.
2
In afwijking van het eerste lid is onkruidbestrijding met behulp van ingevolge de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 toegestane fytofarmaceutische producten toegestaan tot maximaal 1 kg werkzame stof per hectare, indien in de periode vanaf de inzaai tot en met 15 juli onkruidbestrijding tenminste één maal mechanisch wordt uitgevoerd op de betrokken percelen.
Artikel
34
De subsidie die betrekking heeft op de percelen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, waarop in strijd met artikel 33 onkruidbestrijding met behulp van fytofarmaceutische producten heeft plaatsgevonden, wordt verminderd met 25%.
Artikel
34a
De subsidie die betrekking heeft op de percelen die op een andere wijze uit productie worden genomen dan als bedoeld in de artikelen 20, eerste en tweede lid, 20a, 21a, 23 en 31, wordt verminderd met 25%.
Artikel
35
De subsidie voor granen wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de raadsverordening.
Artikel
36
Aan de vereenvoudigde regeling kan niet worden deelgenomen door een producent wiens bedrijf na 30 juni 1992 is gevormd door de splitsing van een bestaand bedrijf, indien deze splitsing kennelijk slechts tot doel heeft het ontgaan van de verplichting tot het uit productie nemen van percelen akkerland overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, eerste lid, en artikel 22, eerste lid.
Paragraaf
13
Slotbepalingen en overgangsbepalingen
Artikel
37
1
De Regeling steunverlening producenten akkerbouwgewassen wordt ingetrokken.
2
De in het eerste lid genoemde regeling blijft evenwel van toepassing op aanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van de onderhavige regeling en waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
3
De uiterste datum voor het indienen van een aanvraag voor een compenserende betaling vermeld in de Regeling vaststelling indieningsperiode 1996 aanvraag oppervlakten producenten akkerbouwgewassen geldt als uiterste ontvangstdatum als bedoeld in artikel 8, eerste lid.
Artikel
38
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel
39
De regeling wordt aangehaald als: Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.
’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. van Aartsen
Amsterdam 1de gemeente Amsterdam met uitzondering van het gebied dat is gelegen ten zuiden van het Noordzeekanaal én ten oosten van de Amstel.
Haarlemmermeer
Aalsmeer
Amstelveen
Uithoorn
Alkmaar
Schermer
Akersloot
Brederwiede 2uitsluitend het gebied dat tot 1973 behoorde tot de gemeenten Blokzijl, Vollenhove, Wanneperveen en Zwartsluis
Beemster
Wormerland
Purmerend
Edam-Volendam
Warmond
Rijneveld
Voorschoten
Leiden
Leiderdorp
Alphen aan de Rijn
Nieuwkoop
Zoeterwoude
Zoetermeer
Bleiswijk
Bergschenhoek
Moerhuizen
Waddinxveen
Brielle
Hellevoetsluis
Bernisse
Spijkenisse
Westvoorne
Rotterdam
Rozenburg
Albrandswaard
Barendrecht
Ridderkerk
Heerjansdam
Hendrik-Ido-Ambacht
Zwijndrecht
Oud-Beijerland
Binnenmaas
Korendijk
Cromstrijen
Strijen
’s-Gravendeel
Dordrecht
Goedereede
Dirksland
Middelharnis
Oostflakkee
Alkemade
Jacobswoude
Ter Aar
Nieuwveen
Zierikzee
Brouwershaven
Bruinisse
Duiveland
Middenschouwen
Westerschouwen
Sint-Philipsland
Tholen
Wissenkerke
Kortgene
Westkapelle
Domburg
Middelburg
Vlissingen
Veere
Arnemuiden
Valkenisse
Mariekerke
Borssele
Goes
Kapelle
Reimerswaal
Sluis
Aardenburg
Oostburg
Sas van Gent
Terneuzen
Axel
Hontenisse
Hulst
Halsteren
Nieuw-Vossemeer
Steenbergen en Kruisland
Dinteloord en Prinsenland
Fijnaart en Heijningen
Willemstad
Standdaarbuiten
Klundert
Zevenbergen
Terheijden
Hooge- en Lage-Zwaluwe
Made en Drimmelen
Geertruidenberg
Raamsdonk
’s-Gravenmoer
Waspik
Werkendam
Dussen c.a.
Sprang-Capelle
Waalwijk
Heusden
Vlijmen
Woudrichem
Aalburg
’s-Hertogenbosch
Lith
Megen c.a.
Ravenstein
Bergen op Zoom
Woensdrecht
Ossendrecht
Putte
Huijbergen
Wouw
Roosendaal en Nispen
Oud- en Nieuw Gastel
Oudenbosch
Hoeven
Etten-Leur
Prinsenbeek
Teteringen
Oosterhout
Susteren
Born
Stein
Sittard
Beek
Geleen
Schinnen
Onderbanken
Brunssum
Meerssen
Valkenburg aan de Geul
Nuth
Voerendaal
Heerlen
Kerkrade
Landgraaf
Maastricht
Eijsden
Margraten
Gulpen
Wittem
Simpelveld
Vaals
Genemuiden
Hasselt
Kampen
IJsselham 3uitsluitend het gebied dat tot 1973 behoorde tot de gemeenten Blankenham, Blokzijl, Kuinre en Oldemarkt
IJsselmuiden
Zwartsluis
Zwolle
Den Haag
’s-Gravenzande
De Lier
Monster
Naaldwijk
Wateringen
Harenkarspel
Heerhugowaard
Harmelen
Nieuwegein
Utrecht
Vleuten-de Meern
IJselstein
Bergen
Den Helder
Schoorl
Zijpe
Bennebroek
Bloemendaal
Haarlem
Heemstede
Velsen
Zandvoort
Wester-Koggenland
Groesbeek
Heumen
Nijmegen
Beverwijk
Castricum
Egmond
Heemskerk
Heiloo
Limmen
Niedorp
Noorder-Koggenland
Obdam
Opmeer
Schagen
Berkel en Rodenrijs
Capelle aan de IJssel
Delft
Leidschendam
Maasland
Maassluis
Moordrecht
Nieuwerkerk aan de IJssel
Nootdorp
Pijnacker
Rijswijk
Schiedam
Schipluiden
Vlaardingen
Voorburg
Andijk
Enkhuizen
Medemblik
Stede-Broec
Venhuizen 4de gemeente Venhuizen met uitzondering van het gedeelte dat tot 1979 behoorde tot de gemeente Blokker en met uitzondering van de gedeelten die tot 1970 behoorden tot de gemeenten Schellinkhout en Wijdenes
Vlinderbloemigen met uitzondering van bonen en erwten
5.
Kruisbloemigen m.u.v. koolzaad
6.
Afrikaantjes (Tagetes)
7.
Solanum sisymbriifolium
Tevens zijn in mengsels van één of meer van bovenstaande gewassen toegestaan:
8.
Tweezaadlobbige cultuurgewassen in een dichtheid per gewas van ten hoogste 10% van de zaaizaadhoeveelheid die gebruikt wordt bij de gangbare teelt van het desbetreffende gewas
9.
Eenzaadlobbige cultuurgewassen met uitzondering van maïs, in een dichtheid van maximaal 7 kg per hectare zaaizaad per soort, met een maximum van 35 kg per hectare in totaal
10.
Akkerkruiden zoals aangemerkt in de Standaardlijst van de Nederlandse Flora (van der Meijden, 1990) met uitzondering van duist, grote windhalm, oot, melganzevoet, knolcyperus, hanepoot, kweek, kleefkruid, akkermunt, veenwortel, perzikkruid en klein kruiskruid.