Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen

Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op verordening (EEG) nr. 1765/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 181) en de op grond van de artikelen 12 en 16 van deze verordening door de Commissie vastgestelde nadere bepalingen;
Gelet op verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem van bepaalde steunregelingen (PbEG L 355) en de door de Commissie op grond van artikel 12 van deze verordening vastgestelde nadere bepalingen;
Overwegende dat toepassing moet worden gegeven aan de hiervoor genoemde verordeningen en de ter uitvoering daarvan door de Commissie vastgestelde verordeningen;
Overwegende dat deze bepalingen rechtstreekse werking in de Nederlandse rechtssfeer hebben maar dat ten behoeve van de juiste uitvoering en nadere invulling van deze bepalingen regelgeving noodzakelijk is;
Overwegende dat als gevolg van vele wijzigingen in vorenbedoelde verordeningen een hercodificatie van de regelgeving wenselijk is;
Voorts gelet op de artikelen 15, 19, 27 en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen en algemene uitgangspunten

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.
minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b.
LASER:

Dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

c.
AID:

Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

d.
productschap:

Hoofdproductschap Akkerbouw.

e.
raadsverordening:

verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 160)

f.

verordening (EEG) nr.3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 355);

g.

verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PbEG L 327)

h.

verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten (PbEG L 299);.

i.

verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen (PbEG L 280);.

j.

verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PbEG L 270);

k.

verordening (EG) nr. 2237/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen voor bepaalde steunregelingen die zijn ingesteld bij Titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEG L 339);

l.
producent:

individuele landbouwondernemer die op zijn bedrijf voor eigen rekening en risico akkerland inzaait met akkerbouwgewassen dan wel ander bouwland beteelt met energiegewassen, eiwithoudende gewassen of zetmeelaardappelen of beplant heeft met notenbomen, met de bedoeling deze gewassen te oogsten;

m.
bedrijf:

geheel van productie-eenheden dat door de producent wordt beheerd en dat zich bevindt op het Nederlandse grondgebied;

n.
akkerland:
  • a.

    geheel van tot het bedrijf behorende grond met uitzondering van grond die op 31 december 1991 als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik was, en

  • b.

    grond die uiterlijk op 31 december 1991 overeenkomstig de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland uit productie is geweest met uitzondering van grond die overeenkomstig artikel 4 is vervangen door andere gronden;.

o.
perceel:

aaneengesloten oppervlakte die daadwerkelijk wordt benut voor de teelt van een akkerbouwgewas dan wel voor het uit productie nemen als bedoeld in de onderhavige regeling, welke is gelegen in één productieregio;

p.
akkerbouwgewassen:

gewassen die worden genoemd in bijlage I van de raadsverordening;

q.
verkoopseizoen:

tijdvak dat begint op 1 juli van een kalenderjaar en eindigt op 30 juni van het daarop volgende kalenderjaar;

r.
productieregio I:

gebied dat is gelegen binnen de gemeentegrenzen welke op 1 mei 1991 golden voor de in bijlage 1 bij deze regeling genoemde gemeenten of gedeelten van gemeenten en de gebieden welke met een groene arcering zijn aangegeven op de kaarten in bijlage 4;

s.
productieregio II:

gebied in Nederland dat niet behoort tot productieregio I;

t.
basisareaal:

regionale basisareaal als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de raadsverordening;

u.
inzamelaar:

inzamelaar als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening 2461/1999;.

v.
eerste verwerker:

eerste verwerker als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van verordening 2461/1999;

w.
aanvraag oppervlakten:

aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 3508/92.

Artikel

2

Paragraaf

2

Algemene bepalingen

Artikel

3

Aan producenten van akkerbouwgewassen die een aanvraag oppervlakten indienen wordt door de minister jaarlijks ter zake van met akkerbouwgewassen ingezaaide oppervlakten of braakgelegde oppervlakten overeenkomstig de raadsverordening, verordening 3508/92, verordening 2419/2001, verordening 2316/1999, verordening 2461/1999, deze regeling en het overeenkomstig artikel 3 van de raadsverordening opgestelde regioplan, subsidie verstrekt.

Artikel

4

Artikel

5

De subsidies worden berekend overeenkomstig artikel 7 van de raadsverordening. Bij de berekening van de subsidie voor oliehoudende zaden wordt de gemiddelde graanopbrengst van de betrokken productieregio als uitgangspunt genomen.

Paragraaf

3

Aanvraag oppervlakten

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

9a

Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat de aanvraag oppervlakten is ingediend en voordat aan alle voorwaarden voor de toekenning van subsidie is voldaan, kan aan de cessionaris de door de cedent aangevraagde subsidie worden toegekend indien:

  • a.

    LASER de schriftelijke melding door de cessionaris van de overdracht binnen een maand na de overdracht ontvangt,

  • b.

    de cessionaris LASER verzoekt om betaling van de door de cedent aangevraagde subsidie,

  • c.

    de cessionaris alle door LASER verlangde bewijsstukken overlegt, en

  • d.

    wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de toekenning van de subsidie.

Paragraaf

4

Behandeling van de aanvraag opervlakten

Artikel

10

Vervallen

Paragraaf

5

Administratieve bepalingen

Artikel

11

Paragraaf

6

Sanctiebepalingen

Artikel

11a

Artikel

12

Paragraaf

7

Overmacht

Artikel

13

Paragraaf

8

Oliehoudende zaden

Artikel

14

Paragraaf

9

Vezelvlas, vezelhennep en lijnzaad van ander vlas dan vezelvlas

Artikel

15

Artikel

15a

Bij de inzaai van lijnzaad wordt zaad gebruikt van vlasrassen die worden beschouwd als andere rassen dan die welke hoofdzakelijk zijn bestemd voor de productie van vezels als bedoeld in artikel 15, eerste lid.

Paragraaf

10

Het uit productie nemen van akkerland

Artikel

16

Artikel

17

De oppervlakte, bedoeld in artikel 16, wordt gedurende een aaneengesloten periode, die loopt van uiterlijk 15 januari tot tenminste 31 augustus daaropvolgend, niet gebruikt voor een vorm van landbouwproductie en evenmin voor andere landbouwdoeleinden of andere winstgevende bestemmingen die met akkerbouw onverenigbaar zijn.

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

20a

Artikel

21

Vervallen

Artikel

21a

Artikel

22

Vervallen

Paragraaf

11

Verbouw van niet voor menselijke of dierlijke voeding bestemde grondstoffen op uit productie genomen akkerland

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De producent die gebruik maakt van de mogelijkheid van verbouw van niet voor menselijke of dierlijke voeding bestemde grondstoffen op uit productie genomen akkerland, heeft aanspraak op subsidie als bedoeld in artikel 16, zevende lid, indien is vastgesteld dat is voldaan aan artikel 12, eerste lid, van verordening 2461/1999, alsmede aan de bepalingen van deze regeling.

Artikel

29

Artikel

30

Door het productschap kunnen met inachtneming van verordening 2461/1999 nadere regelen worden gesteld die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de aan het productschap in de voorgaande bepalingen toegekende bevoegdheden.

Artikel

31

Artikel

32

Paragraaf

11a

Noten, energiegewassen, eiwithoudende gewassen en zetmeelaardappelen

Artikel

32b

Artikel

32c

Artikel

32d

Overeenkomstig de voorwaarden van verordening 1782/2003 en verordening 2237/2003 komt een producent slechts in aanmerking voor subsidie voor eiwithoudende gewassen als bedoeld in artikel 32a, indien de hoeveelheid zaad per hectare ingezaaid met eiwithoudende gewassen ten minste 70 kg is.

Paragraaf

12

Eisen inzake milieubescherming

Artikel

33

Artikel

34

De subsidie die betrekking heeft op de percelen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, waarop in strijd met artikel 33 onkruidbestrijding met behulp van fytofarmaceutische producten heeft plaatsgevonden, wordt verminderd met 25%.

Artikel

35

De subsidie voor granen wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de raadsverordening.

Artikel

36

Aan de vereenvoudigde regeling kan niet worden deelgenomen door een producent wiens bedrijf na 30 juni 1992 is gevormd door de splitsing van een bestaand bedrijf, indien deze splitsing kennelijk slechts tot doel heeft het ontgaan van de verplichting tot het uit productie nemen van percelen akkerland overeenkomstig het bepaalde in artikel 16, eerste lid, en artikel 22, eerste lid.

Paragraaf

13

Slotbepalingen en overgangsbepalingen

Artikel

37

Artikel

38

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

39

De regeling wordt aangehaald als: Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen.

’s-Gravenhage
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. van Aartsen

Bijlage

1

Lijst van de gemeenten en gedeelten van gemeenten, bedoeld in artikel 1, onderdelen p en q

  • Urk

  • Lelystad

  • Dronten

  • Almere

  • Zeewolde

  • Zuidhorn

  • De Marne

  • Eemsmond

  • Loppersum

  • Bedum

  • Ten Boer

  • Appingedam

  • Delfzijl

  • Reiderland

  • Menterwolde

  • Scheemda

  • Winschoten

  • Bellingwedde

  • Winsum

  • Groningen

  • Het Bildt

  • Ferwerderadeel

  • Franekeradeel

  • Harlingen

  • Kollumerland en Kruisland

  • Leeuwarderadeel

  • Menaldumadeel

  • Dongeradeel

  • Wonseradeel

  • Bolsward

  • Littenseradiel

  • Leeuwarden

  • Wymbritseradiel

  • Olst

  • Wijhe

  • Voorst

  • Brummen

  • Steenderen

  • Hummelo en Keppel

  • Doesburg

  • Angerlo

  • Westervoort

  • Duiven

  • Zevenaar

  • Didam

  • Wehl

  • Rijnwaarden

  • Ubbergen

  • Millingen aan de Rijn

  • Huissen

  • Bemmel

  • Gendt

  • Maurik

  • Buren

  • Neerijnen

  • Tiel

  • Lienden

  • Echteld

  • Kesteren

  • Dodewaard

  • Heteren

  • Valburg

  • Elst

  • Culemborg

  • Geldermalsen

  • Lingewaal

  • Brakel

  • Zaltbommel

  • Rossum

  • Ammerzoden

  • Kerkwijk

  • Hedel

  • Maasdriel

  • Heerewaarden

  • West Maas en Waal

  • Druten

  • Wijchen

  • Beuningen

  • Houten

  • Bunnik

  • Cothen

  • Langbroek

  • Wijk bij Duurstede

  • Anna-Paulowna

  • Niedorp

  • Wieringermeer

  • Haarlemmerliede en Spaarnewoud

  • Amsterdam 1de gemeente Amsterdam met uitzondering van het gebied dat is gelegen ten zuiden van het Noordzeekanaal én ten oosten van de Amstel.

  • Haarlemmermeer

  • Aalsmeer

  • Amstelveen

  • Uithoorn

  • Alkmaar

  • Schermer

  • Akersloot

  • Brederwiede 2uitsluitend het gebied dat tot 1973 behoorde tot de gemeenten Blokzijl, Vollenhove, Wanneperveen en Zwartsluis

  • Beemster

  • Wormerland

  • Purmerend

  • Edam-Volendam

  • Warmond

  • Rijneveld

  • Voorschoten

  • Leiden

  • Leiderdorp

  • Alphen aan de Rijn

  • Nieuwkoop

  • Zoeterwoude

  • Zoetermeer

  • Bleiswijk

  • Bergschenhoek

  • Moerhuizen

  • Waddinxveen

  • Brielle

  • Hellevoetsluis

  • Bernisse

  • Spijkenisse

  • Westvoorne

  • Rotterdam

  • Rozenburg

  • Albrandswaard

  • Barendrecht

  • Ridderkerk

  • Heerjansdam

  • Hendrik-Ido-Ambacht

  • Zwijndrecht

  • Oud-Beijerland

  • Binnenmaas

  • Korendijk

  • Cromstrijen

  • Strijen

  • ’s-Gravendeel

  • Dordrecht

  • Goedereede

  • Dirksland

  • Middelharnis

  • Oostflakkee

  • Alkemade

  • Jacobswoude

  • Ter Aar

  • Nieuwveen

  • Zierikzee

  • Brouwershaven

  • Bruinisse

  • Duiveland

  • Middenschouwen

  • Westerschouwen

  • Sint-Philipsland

  • Tholen

  • Wissenkerke

  • Kortgene

  • Westkapelle

  • Domburg

  • Middelburg

  • Vlissingen

  • Veere

  • Arnemuiden

  • Valkenisse

  • Mariekerke

  • Borssele

  • Goes

  • Kapelle

  • Reimerswaal

  • Sluis

  • Aardenburg

  • Oostburg

  • Sas van Gent

  • Terneuzen

  • Axel

  • Hontenisse

  • Hulst

  • Halsteren

  • Nieuw-Vossemeer

  • Steenbergen en Kruisland

  • Dinteloord en Prinsenland

  • Fijnaart en Heijningen

  • Willemstad

  • Standdaarbuiten

  • Klundert

  • Zevenbergen

  • Terheijden

  • Hooge- en Lage-Zwaluwe

  • Made en Drimmelen

  • Geertruidenberg

  • Raamsdonk

  • ’s-Gravenmoer

  • Waspik

  • Werkendam

  • Dussen c.a.

  • Sprang-Capelle

  • Waalwijk

  • Heusden

  • Vlijmen

  • Woudrichem

  • Aalburg

  • ’s-Hertogenbosch

  • Lith

  • Megen c.a.

  • Ravenstein

  • Bergen op Zoom

  • Woensdrecht

  • Ossendrecht

  • Putte

  • Huijbergen

  • Wouw

  • Roosendaal en Nispen

  • Oud- en Nieuw Gastel

  • Oudenbosch

  • Hoeven

  • Etten-Leur

  • Prinsenbeek

  • Teteringen

  • Oosterhout

  • Susteren

  • Born

  • Stein

  • Sittard

  • Beek

  • Geleen

  • Schinnen

  • Onderbanken

  • Brunssum

  • Meerssen

  • Valkenburg aan de Geul

  • Nuth

  • Voerendaal

  • Heerlen

  • Kerkrade

  • Landgraaf

  • Maastricht

  • Eijsden

  • Margraten

  • Gulpen

  • Wittem

  • Simpelveld

  • Vaals

  • Genemuiden

  • Hasselt

  • Kampen

  • IJsselham 3uitsluitend het gebied dat tot 1973 behoorde tot de gemeenten Blankenham, Blokzijl, Kuinre en Oldemarkt

  • IJsselmuiden

  • Zwartsluis

  • Zwolle

  • Den Haag

  • ’s-Gravenzande

  • De Lier

  • Monster

  • Naaldwijk

  • Wateringen

  • Harenkarspel

  • Heerhugowaard

  • Harmelen

  • Nieuwegein

  • Utrecht

  • Vleuten-de Meern

  • IJselstein

  • Bergen

  • Den Helder

  • Schoorl

  • Zijpe

  • Bennebroek

  • Bloemendaal

  • Haarlem

  • Heemstede

  • Velsen

  • Zandvoort

  • Wester-Koggenland

  • Groesbeek

  • Heumen

  • Nijmegen

  • Beverwijk

  • Castricum

  • Egmond

  • Heemskerk

  • Heiloo

  • Limmen

  • Niedorp

  • Noorder-Koggenland

  • Obdam

  • Opmeer

  • Schagen

  • Berkel en Rodenrijs

  • Capelle aan de IJssel

  • Delft

  • Leidschendam

  • Maasland

  • Maassluis

  • Moordrecht

  • Nieuwerkerk aan de IJssel

  • Nootdorp

  • Pijnacker

  • Rijswijk

  • Schiedam

  • Schipluiden

  • Vlaardingen

  • Voorburg

  • Andijk

  • Enkhuizen

  • Medemblik

  • Stede-Broec

  • Venhuizen 4de gemeente Venhuizen met uitzondering van het gedeelte dat tot 1979 behoorde tot de gemeente Blokker en met uitzondering van de gedeelten die tot 1970 behoorden tot de gemeenten Schellinkhout en Wijdenes

  • Wervershoof

  • Gorinchem

  • Leerdam

  • Vianen

  • Zederik

  • Graft-de Rijp

  • Landsmeer

  • Oostzaan

  • Uitgeest

  • Waterland

  • Zaanstad

  • Zeevang

  • De Ronde Venen

Bijlage

2

Lijst van groenbemesters als bedoeld in artikel 20, tweede lid

  • 1.

    Mengsels van grassen

  • 2.

    Phacelia

  • 3.

    Spurrie

  • 4.

    Vlinderbloemigen met uitzondering van bonen en erwten

  • 5.

    Kruisbloemigen m.u.v. koolzaad

  • 6.

    Afrikaantjes (Tagetes)

  • 7.

    Solanum sisymbriifolium

    Tevens zijn in mengsels van één of meer van bovenstaande gewassen toegestaan:

  • 8.

    Tweezaadlobbige cultuurgewassen in een dichtheid per gewas van ten hoogste 10% van de zaaizaadhoeveelheid die gebruikt wordt bij de gangbare teelt van het desbetreffende gewas

  • 9.

    Eenzaadlobbige cultuurgewassen met uitzondering van maïs, in een dichtheid van maximaal 7 kg per hectare zaaizaad per soort, met een maximum van 35 kg per hectare in totaal

  • 10.

    Akkerkruiden zoals aangemerkt in de Standaardlijst van de Nederlandse Flora (van der Meijden, 1990) met uitzondering van duist, grote windhalm, oot, melganzevoet, knolcyperus, hanepoot, kweek, kleefkruid, akkermunt, veenwortel, perzikkruid en klein kruiskruid.

Bijlage

3

Lijst van gewassen als bedoeld in artikel 20, eerste lid

  • 1.

    Koolzaad

  • 2.

    Graszaad

  • 3.

    Luzerne

  • 4.

    Wintergerst