Artikel
1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
pleziervaartuig: een schip dat is bestemd voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding, met een romplengte van minimaal 2,5 meter en maximaal 24 meter;
-
b.
richtlijn: richtlijn nr. 94/25/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 16 juni 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten met betrekking tot pleziervaartuigen (PbEG L 164);
-
c.
CE-markering van overeenstemming: de aanduiding op een pleziervaartuig ten teken dat het voldoet aan alle verplichtingen krachtens de regelingen ter uitvoering van de toepasselijke communautaire richtlijnen die in het aanbrengen ervan voorzien;
-
d.
onderdelen van pleziervaartuigen: onderdelen van of voor pleziervaartuigen als bedoeld in bijlage II van de richtlijn;
-
e.
overeenstemmingsbeoordeling: het onderzoek naar het voldoen van ontwerp en bouw van pleziervaartuigen aan de desbetreffende essentiële veiligheidseisen;
-
f.
keuringsinstantie: een ingevolge artikel 8, eerste lid, aangewezen dienst, instelling, onderzoekingsbureau of onderneming, dan wel een door een andere lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte, bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen aangemelde instantie, die als zodanig is belast met het verrichten van een of meer van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde taken;
-
g.
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
2
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een pleziervaartuig mede verstaan een als zodanig in de handel gebracht schip dat wordt gebruikt bij de instructie ten behoeve van de uitoefening van de pleziervaart.
3
De romplengte van een pleziervaartuig wordt gemeten volgens de desbetreffende aangewezen normen, bedoeld in artikel 4, eerste lid.