Wet van 29 november 1996, houdende het opnieuw vaststellen van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen in verband met het verbeteren van de werking van deze wet (Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996)

Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen opnieuw vast te stellen in verband met het verbeteren van de werking van deze wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

1

Hoofdstuk

II

De melding en de openbaarmaking

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Een melding als bedoeld in artikel 2a, eerste tot en met derde lid, geschiedt op door Onze Minister te bepalen wijze en bevat de volgende gegevens:

  • a.

    naam van de meldingsplichtige;

  • b.

    adres en woonplaats van de meldingsplichtige;

  • c.

    de datum waarop de meldingsplicht is ontstaan;

  • d.

    het aantal aandelen in het kapitaal van de vennootschap of in het kapitaal van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen en het aantal stemmen dat op het geplaatste kapitaal van de vennootschap of op het geplaatste kapitaal van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen kan worden uitgebracht, waarover de meldingsplichtige beschikt op de datum waarop de meldingsplicht is ontstaan;

  • e.

    de naam van de vennootschap of van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen.

Artikel

6b

Een melding als bedoeld in artikel 2a, vierde of vijfde lid, geschiedt op door Onze Minister te bepalen wijze en bevat de volgende gegevens:

  • a.

    naam van de meldingsplichtige;

  • b.

    adres en woonplaats van de meldingsplichtige;

  • c.

    de datum waarop de meldingsplicht is ontstaan;

  • d.

    het aantal aandelen, de verkoop- dan wel de verkrijgingsprijs van de aandelen, de soort aandelen en het aantal stemmen waarop de wijziging betrekking had;

  • e.

    het aantal aandelen in het kapitaal van de vennootschap of in het kapitaal van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen, alsmede het aantal stemmen dat op het geplaatste kapitaal van de vennootschap of op het geplaatste kapitaal van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen kan worden uitgebracht waarover de meldingsplichtige voorafgaande aan de wijziging de beschikking had;

  • f.

    het aantal aandelen in het kapitaal van de vennootschap of in het kapitaal van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen, alsmede het aantal stemmen dat op het geplaatste kapitaal van de vennootschap of op het geplaatste kapitaal van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen kan worden uitgebracht waarover de meldingsplichtige na de wijziging beschikt;

  • g.

    de naam van de vennootschap of van de met de vennootschap gelieerde vennootschappen;

  • h.

    indien van toepassing: het feit dat de wijziging voortvloeit uit een transactie die is verricht door een gevolmachtigde aan wie door middel van een schriftelijke overeenkomst van lastgeving het vrije beheer van de effectenportefeuille door de meldingsplichtige is overgedragen.

Artikel

7

Artikel

7a

De gegevens die zijn verstrekt op grond van artikel 2a worden, met uitzondering van de gegevens bedoeld in artikel 6a, onder b, en 6b, onder b, opgenomen in een register. Onze Minister houdt het register voor een ieder ter inzage.

Artikel

8

Artikel

9

Hoofdstuk

III

Bijzondere bepalingen

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Onze Minister is bevoegd de kosten die voor de uitvoering van deze wet worden gemaakt op de vennootschappen en op degenen op wie een meldingsplicht rust volgens door hem te stellen regels te verhalen.

Hoofdstuk

IV

Beroep

Hoofdstuk

IV A

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel

13b

Artikel

13c

Artikel

13d

Degene jegens wie door Onze Minister een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

13e

Artikel

13f

Artikel

13g

Artikel

13h

Artikel

13i

Artikel

13j

Artikel

13k

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

13l

Hoofdstuk

V

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

14

Artikel

15

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

16

De Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen wordt ingetrokken.

Artikel

17

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

18

Deze wet wordt aangehaald als: Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

bedoeld in artikel 13c van de Wet melding zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen 1996

Artikel 1

Voor de onderstaande overtredingen, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk IV A van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€ 453

2.

€ 907

3.

€ 5 445

4.

€ 21 781

2, eerste lid

4

2, tweede lid

4

2a, eerste tot en met vijfde lid, voor zover ten onrechte geen melding is gedaan, zesde en zevende lid

4

3, eerste lid

4

6, eerste lid, aanhef en onder a en b

4

6, eerste lid, aanhef en onder c, d en e

2

6a, aanhef en onder a, b en e

4

6a, aanhef en onder c en d

3

6b, aanhef en onder a, b en g

4

6b, aanhef en onder c, d, e, f, en h

3

8, eerste lid, tweede volzin

1

8, derde lid

2

8, vierde lid

2

14, tweede lid

4

Artikel 2

Op grond van artikel 13e, tweede lid, behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 of 2 is vastgesteld.