Besluit van 24 januari 1997, houdende regels voor indirecte lozingen bij bodemsaneringen en proefbronneringen (Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering)

Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 mei 1996, nr. RH 217 465, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op de artikelen 1, tweede en derde lid, 2a, eerste en tweede lid, 2b, eerste en tweede lid, 2c, tweede en derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
Gezien het advies van de Staatscommissie voor de Waterstaatswetgeving (advies van 5 juli 1995, nr. St-31/95);
De Raad van State gehoord (advies van 27 november 1996, nr. W09.96.0211);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 januari 1997, nr. HW/RH 1677, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK

1

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel

1

Artikel

3

HOOFDSTUK

2

BEPALINGEN VOOR BODEMSANERING

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Vierentwintig maanden na het tijdstip van aanvang van het lozen ten behoeve van een bodemsanering maakt degene die loost een raming van de resterende duur van het lozen en hij legt dit binnen vier weken aan het bevoegd gezag over.

HOOFDSTUK

3

BEPALINGEN VOOR PROEFBRONNERING

Artikel

9

Op degene die loost ten behoeve van een proefbronnering is artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

10

Artikel

11

HOOFDSTUK

4

VOLUME- EN GEHALTEBEPALINGEN

Artikel

12

Degene die loost draagt er zorg voor dat voor het nemen van steekmonsters op elk lozingspunt een controlevoorziening aanwezig is.

Artikel

13

Degene die loost bepaalt het dagelijks geloosde volume met een geijkte debietmeter.

Artikel

14

HOOFDSTUK

5

MELDINGSPLICHT EN ONGEWONE VOORVALLEN

Artikel

15

Artikel

16

Een melding van het lozen ten behoeve van een bodemsanering als bedoeld in artikel 15, eerste lid, wordt schriftelijk gedaan en omvat in ieder geval:

  • a.

    naam en adres van degene die meldt;

  • b.

    naam en adres van degene die de feitelijke leiding heeft bij de sanering;

  • c.

    de locatie van de bodemsanering met een plattegrond;

  • d.

    het lozingsdebiet van de grondwaterstromen dat ten hoogste bij de vermelde activiteiten vrijkomt;

  • e.

    een overzicht van de saneringsactiviteiten die worden uitgevoerd met inbegrip van het tijdstip van aanvang van het lozen en de tijdsplanning van de bodemsanering en het lozen;

  • f.

    een overzicht van de voorzieningen waarmee de verschillende grondwaterstromen worden behandeld en de dimensionering hiervan;

  • g.

    de wijze waarop de afvalstoffen worden opgeslagen;

  • h.

    een overzicht van de aangetroffen verontreinigingen in grond en grondwater, het gehalte daarvan en vermelding van de oorzaak van die verontreinigingen, een en ander ontleend aan het op de betreffende locatie uitgevoerd oriënterend of nader onderzoek dan wel saneringsonderzoek als bedoeld in artikel 3, tweede lid, dat niet langer dan drie jaren te voren is voltooid;

  • i.

    het gehalte aan arseen, stikstof, fosfaat, chemisch zuurstofverbruik (CZV), chloride, sulfaat of een andere in het verontreinigde grondwater aangetroffen stof dan bedoeld in onderdeel h;

  • j.

    voor een stof als bedoeld onder h en i, die niet is genoemd in bijlage I, het gehalte dat gedurende het lozen niet zal worden overschreden.

Artikel

17

Artikel

18

HOOFDSTUK

6

MEDEDELING NADERE EISEN

Artikel

19

Van de beschikking waarbij een nadere eis wordt gesteld krachtens dit besluit, wordt kennis gegeven in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

HOOFDSTUK

7

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel

20

Dit besluit is niet van toepassing op het lozen waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag voor een vergunning krachtens artikel 1 van de wet bij de waterkwaliteitsbeheerder is ontvangen of een dergelijke vergunning van kracht is.

Artikel

21

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

22

Dit besluit wordt aangehaald als: Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Margaretha de Boer
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager

Bijlage

I

behorende bij het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering

Stoffen in verontreinigd grondwater en gehalten daarvoor.

Chroom, koper, lood, nikkel, zink, tin individueel

500 µg/l

Minerale olie

10 mg/l

Monocyclische Aromatische Koolwaterstoffen (BTEX); som

100 µg/l

Naftaleen

40 µg/l

Onopgeloste bestanddelen

30 mg/l

Perchloorethyleen (PER)

10 µg/l

Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK 10);

50 µg/l

Trichloorethyleen (TRI)

10 µg/l

Bijlage

II

behorende bij het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering

Gehaltebepaling als bedoeld in artikel 3, derde lid.

Chroom

ontsluiting volgens NEN 6465 of NVN 5770 meting volgens NEN 6648 of NEN 6426

Koper

ontsluiting volgens NEN 6465 of NVN 5770 meting volgens NEN 6451 of NEN 6426

Lood

ontsluiting volgens NEN 6465 of NVN 5770 meting volgens NEN 6453 of NEN 6426

Monocyclische aromatische koolwaterstoffen

ontwerp-NEN 6407

Minerale olie

NEN 6675 of NVN 66781 Bij NEN 6675 wordt gebruik gemaakt van freon; om deze reden zal de methode uitgefaseerd worden. Als vervanging wordt NVN 6678 ingevoerd.Beide genoemde methoden zijn niet vergelijkbaar, met name de koolwaterstoffen met een kookpunt < 175 °C worden bij NVN 6678 niet meebepaald, hieronder vallen alle MAK's. Door de aparte normering van MAK's in dit besluit wordt dit niet bezwaarlijk geacht.

Naftaleen

ontwerp-NEN 6407

Nikkel

ontsluiting volgens NEN 6465 of NVN 5770 meting volgens NEN 6456 of NEN 6426

Onopgeloste bestanddelen

NEN 6621

PAK (10)

(*Bepaling met behulp van vloeistofchromatografie. Watermonsters worden geëxtraheerd met petroleumether of dichloormethaan. De extracten worden geconcentreerd, zonodig gezuiverd en vervolgens geanalyseerd, één en ander volgens ontwerp-NEN 5731 of ontwerp-NEN 5771.)

Tin

(**Bepaling met behulp van vlam-atomaire absorptiespectrometrie (vlam-AAS) of met behulp van inductief gekoppeld plasma – atomaire emissiespectrometrie (ICP-AES), na hydrolyse van de watermonsters met zoutzuur.)

VOX

NEN 64012 NEN 6401 is een verzamelparameter voor vluchtige organische halogeenverbindingen. PER en TRI worden niet als zodanig afzonderlijk bepaald, en ook andere VOX zullen dus worden meebepaald. Voor dit besluit is dit niet bezwaarlijk daar PER en TRI de overwegende verontreinigingen zullen zijn. Indien afzonderlijke bepaling noodzakelijk is kan gebruik worden gemaakt van ontwerp-NEN 6407.

Zink

NEN 6443