Besluit van 24 januari 1997, houdende regels voor directe lozingen van huishoudelijk afvalwater (Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater)

Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 februari 1996, nr RH 211 313, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gezien het advies van de Staatscommissie voor de waterstaatswetgeving (advies van 16 februari 1994);
De Raad van State gehoord (advies van 18 juni 1996, nr. W09.96.0042);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 januari 1997, nr. RH 97/1666, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Dit besluit is niet van toepassing op het lozen van huishoudelijk afvalwater, waarvoor regels zijn gesteld bij een ander besluit krachtens artikel 2a van de wet.

Artikel

3

Artikel

4

Het is verboden huishoudelijk afvalwater te lozen, dat stoffen bevat, die zijn versneden of vermalen door versnijdende of vermalende apparatuur.

Hoofdstuk

II

Beperkt lozen

Artikel

5

Beperkt lozen is verboden, indien de afstand tot de dichtstbijzijnde riolering 40 meter of minder bedraagt.

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

III

Omvangrijk lozen

Artikel

8

Omvangrijk lozen is verboden, indien de afstand tot de dichtstbijzijnde riolering minder bedraagt dan:

  • a.

    100 m bij meer dan 10 doch minder dan 25 inwonerequivalenten;

  • b.

    600 m bij 25 tot 50 inwonerequivalenten;

  • c.

    1500 m bij 50 tot 100 inwonerequivalenten;

  • d.

    3000 m bij 100 doch niet meer dan 200 inwonerequivalenten.

Hoofdstuk

IV

Meldingsplicht

Artikel

9

Artikel

10

Degene die huishoudelijk afvalwater loost vanuit een gebouw, dat niet een inrichting is waarop de Wet milieubeheer van toepassing is en waarin zich een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, maakt zo spoedig mogelijk melding van dat voorval aan de waterkwaliteitsbeheerder binnen wiens gebied als gevolg van dit ongewone voorval het lozen heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk

V

Overgangsbepalingen

Artikel

11

Indien een vergunning geldt krachtens artikel 1 van de wet en artikel 12, 13, 14, 15 of 16 van toepassing is, blijven de voorschriften van toepassing, gesteld in die vergunning gedurende de periode, bedoeld in de desbetreffende bepaling.

Artikel

12

Artikel

13

In afwijking van artikel 6, eerste lid, is het tot 1 januari 2005 toegestaan te lozen zonder de in dat lid bedoelde voorziening.

Artikel

14

Indien bij beperkt lozen de afstand tot de dichtstbijzijnde riolering 40 meter of minder wordt, is het, in afwijking van artikel 5, toegestaan gedurende vijf jaar te lozen vanaf het tijdstip waarop aansluiting op die riolering mogelijk is, indien het afvalwater voorafgaand aan het lozen door een voorziening wordt geleid die voldoet aan de voorschriften gesteld krachtens de artikelen 6 en 7.

Artikel

15

In afwijking van artikel 8, is het in geval van bestaand lozen toegestaan te lozen gedurende:

  • a.

    10 jaar, indien ingevolge een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de wet een voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater was voorgeschreven;

  • b.

    3 jaar, in de overige gevallen.

Artikel

16

Indien bij omvangrijk lozen binnen de in artikel 8, aangegeven afstand riolering wordt aangelegd, is het vanaf het tijdstip waarop aansluiting daarop mogelijk is, in afwijking van dat artikel toegestaan te lozen gedurende:

  • a.

    10 jaar, indien ingevolge een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de wet een voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater was voorgeschreven;

  • b.

    3 jaar, in de overige gevallen.

Artikel

17

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit loost, meldt dit vóór 1 maart 1998 aan de waterkwaliteitsbeheerder. Artikel 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK

VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel

18

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

19

Dit besluit wordt aangehaald als: Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Margaretha de Boer
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager