ARTIKEL
I
Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wijzigt de Wet op de ondernemingsraden.
Wijzigt de wet van 4 juli 1996 (Stb. 434).
Wijzigt de wet van 28 maart 1996 (Stb. 226).
Wijzigt de Wet op de studiefinanciering.
De raad van toezicht van een openbare universiteit als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dan wel, voor zover het betreft de openbare universiteit te Wageningen door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, benoemd binnen 4 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Het college van bestuur van een universiteit als bedoeld in het eerste lid, neemt het besluit, bedoeld in artikel 9.30, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor de eerste maal binnen 6 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, op welk besluit de artikelen 9.30, vijfde lid, en 9.33 onderdeel f van die wet niet van toepassing zijn. Het in de eerste volzin bedoelde besluit behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht, bedoeld in het eerste lid. In afwijking van artikel 9.30, tweede lid, van de in de eerste volzin bedoelde wet neemt het college van bestuur binnen 2 jaar na het in de eerste volzin bedoelde besluit opnieuw een besluit als bedoeld in artikel 9.30, eerste lid.
Het college van bestuur draagt er zorg voor dat hoofdstuk 9, titels 1 en 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek uiterlijk een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet op de desbetreffende universiteit toepassing vindt.
Tot het tijdstip waarop hoofdstuk 9, titels 1 en 2, van de in het derde lid bedoelde wet op een universiteit toepassing vindt, is hoofdstuk 9, titel 1, van die wet op de universiteit van toepassing, zoals laatstbedoelde titel luidde op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. Het college van bestuur kan besluiten dat een of meer onderdelen van de in het derde lid bedoelde titels eerder toepassing vinden dan het in het derde lid bedoelde tijdstip, waarop deze titels uiterlijk toepassing zullen vinden.
De verkiezing van de leden van de universiteitsraad, bedoeld in artikel 9.31 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, geschiedt met inachtneming van een voorlopig reglement voor de universiteitsraad.
Het college van bestuur van een universiteit als bedoeld in artikel VII, eerste lid, stelt het voorlopig reglement vast. Het in de eerste volzin bedoelde reglement behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht van die universiteit.
In het voorlopig reglement worden de onderwerpen, bedoeld in artikel 9.31 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, geregeld.
Zo spoedig mogelijk na de verkiezing, bedoeld in het eerste lid, stelt het college van bestuur het reglement, bedoeld in artikel 9.34 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, vast.
Het voorlopig reglement vervalt met ingang van het tijdstip waarop het reglement, bedoeld in het vierde lid, door het college van bestuur is vastgesteld.
Artikel 9.34, tweede tot en met vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek blijft buiten toepassing tot het tijdstip, bedoeld in het vijfde lid.
Er is een tijdelijke commissie voor geschillen inzake universitaire medezeggenschapsaangelegenheden.
De tijdelijke commissie voor geschillen bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden. Artikel 9.39, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is van toepassing.
De tijdelijke commissie voor geschillen neemt kennis van geschillen betreffende de invoering van titel 2 van hoofdstuk 9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De uitspraak van de tijdelijke commissie voor geschillen is bindend voor het college van bestuur en de raad van een openbare universiteit als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De tijdelijke commissie voor geschillen beëindigt haar werkzaamheden met ingang van het tijdstip waarop de commissie voor geschillen, bedoeld in artikel 9.39 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor de eerste keer is samengesteld. De tijdelijke commissie voor geschillen handelt de geschillen af waarvan zij voorafgaand aan het in de eerste volzin bedoelde tijdstip kennis heeft genomen.
De artikelen 17f, tweede lid, tweede volzin, en 31a, derde lid, tweede volzin, van de Wet op de studiefinanciering zijn niet van toepassing op studiepunten die de studerende vóór 28 augustus 1996 heeft behaald als gevolg van een vrijstelling.
De tekst van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad wordt deze door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen overgebracht in de geldende spelling.
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de in het tweede, derde en vierde lid genoemde bepalingen.
Artikel I onderdeel R, wat artikel 9.36 betreft, en artikel II treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel IV treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 3 september 1996.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.