Wet van 10 april 1997 tot aanpassing van de belastingbepalingen in de Provinciewet aan bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet, alsmede wijziging van de formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet

Aanpassingswet belastingbepalingen Provinciewet alsmede wijziging van formele belastingbepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de belastingbepalingen in de Provinciewet, in het bijzonder de bepalingen over de heffing en de invordering van provinciale belastingen, in overeenstemming te brengen met de overeenkomstige bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet en in dat kader enige bepalingen in de Gemeentewet en de Waterschapswet te herzien;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL

I

Wijzigt de Provinciewet.

ARTIKEL

II

Wijzigt de Gemeentewet.

ARTIKEL

III

Wijzigt de Waterschapswet.

ARTIKEL

IV

Wijzigt de Wet milieubeheer.

ARTIKEL

V

Wijzigt de Wet gemeenschappelijke regelingen.

ARTIKEL

VI

Wijzigt de Mediawet.

ARTIKEL

VII

Wijzigt de Kaderwet bestuur in verandering.

ARTIKEL

VIII

De besluiten inzake belastingverordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen als bedoeld in de artikelen 220 van de Provinciewet, 216 van de Gemeentewet en 110 van de Waterschapswet, die algemeen verbindende voorschriften bevatten waarvan de inhoud in strijd is met deze wet, moeten uiterlijk per 1 januari van het tweede jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet daarmee in overeenstemming zijn gebracht of ingetrokken. In afwijking van de eerste volzin moeten besluiten als bedoeld in de artikelen 232e van de Provinciewet, 255 van de Gemeentewet en 144 van de Waterschapswet, waarin regels zijn opgenomen die afwijken van de door Onze Minister van Financiën krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 gestelde regels, uiterlijk per 1 januari van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet daarmee in overeenstemming zijn gebracht of ingetrokken. De besluiten, of onderdelen daarvan, die op de in de eerste en tweede volzin genoemde tijdstippen niet met deze wet in overeenstemming zijn gebracht of zijn ingetrokken, zijn van rechtswege vervallen.

ARTIKEL

IX

Ten aanzien van belastingen van provincies, gemeenten en waterschappen die betrekking hebben op belastingtijdvakken die zijn aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, en op belastbare feiten die zich voor dat tijdstip hebben voorgedaan, blijven hoofdstuk XV van de Provinciewet, onderscheidenlijk de bepalingen in hoofdstuk XV van de Gemeentewet en in de hoofdstukken XVII en XVIII van de Waterschapswet van toepassing zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL

X

De tekst van de Provinciewet wordt in het Staatsblad geplaatst.

ARTIKEL

XI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort
De Staatssecretaris van Financiën, W. A. F. G. Vermeend
De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager