Regeling regels voor subsidieverstrekking ter stimulering van de vernieuwing van het landelijk gebied
Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op artikel 12, vijfde lid, van Verordening (EEG) nr. 2328/91 van de Raad van 15 juli 1991, betreffende de verbetering van de doeltreffendheid van de landbouwstructuur;
Besluit:
Paragraaf
1
Begripsbepalingen
Artikel
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
b.
innovatieproject: samenhangend geheel van activiteiten gericht op vernieuwingen en vernieuwingsprocessen, met inbegrip van de eerste toepassingen op praktijkschaal, in het landelijk gebied;
c.
rechtspersonen: privaatrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van rechtspersonen die zijn opgericht door of vanwege de overheid, niet zijnde openbare nutsbedrijven;
d.
landbouwbedrijf: geheel van productie-eenheden in Nederland bestaande uit één of meer gebouwen of gedeelten daarvan en daarbij behorende landbouwgrond, uitsluitend of onder meer dienende tot de uitoefening van de landbouw.
Paragraaf
2
Algemene bepalingen
Artikel
2
1
De minister kan ter stimulering van de vernieuwing van het landelijk gebied in Nederland op aanvraag subsidie verlenen voor innovatieprojecten die:
a.
vanuit landelijk perspectief een voorbeeldfunctie hebben op het gebied van natuur, recreatie, bos, landschap of cultuurhistorie, al dan niet in relatie tot de agrarische bedrijfsvoering;
b.
bijdragen aan de sociaal-economische versterking van het landelijk gebied, aan de verbetering van de samenhang tussen stedelijk en landelijk gebied of aan vernieuwingen in het beheer van bos, natuur en landschap door natuurlijke personen en rechtspersonen die een landbouw- of bosbouwbedrijf uitoefenen; en
c.
een duur van ten hoogste vijf jaren hebben.
2
De subsidieverlening wordt geweigerd voor innovatieprojecten:
a.
met de uitvoering waarvan een aanvang is gemaakt alvorens de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd;
b.
die gericht zijn op de productie, be- of verwerking van of het handelen in producten afkomstig uit de landbouw, bosbouw of visserij.
Artikel
3
1
De minister stelt ieder begrotingsjaar of per aanvraagperiode een subsidieplafond vast voor op grond van deze regeling te verstrekken subsidies. Hij geeft hiervan kennis in de Staatscourant.
2
De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen met betrekking tot soortgelijke projecten op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.
Artikel
4
1
De minister kan voor innovatieprojecten als bedoeld in artikel 2 een subsidie verlenen aan:
a.
natuurlijke of rechtspersonen of
b.
geen rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband van natuurlijke of rechtspersonen dat voor gezamenlijke rekening en risico een innovatieproject uitvoert.
2
De subsidieverlening wordt geweigerd aan organisaties die overwegend zijn gericht op onderzoek, scholing, opleiding, voorlichting, advies of begeleiding.
Artikel
5
1
Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen kosten die tijdens de looptijd van een project worden gemaakt, waarbij het totale subsidiebedrag ten minste € 9.075,60 en ten hoogste € 453.780,22 per project bedraagt.
2
Als subsidiabele kosten worden voorts uitsluitend in aanmerking genomen:
a.
de volgende, door de aanvrager aantoonbaar gemaakte en betaalde kosten, voorzover zij noodzakelijk zijn en rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de onderdelen van het project waarop de beschikking tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 11, betrekking heeft:
loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel, berekend op basis van het brutojaarloon volgens de verzamelloonlijst van de betrokken medewerkers, exclusief volledige winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, te delen door 1600;
de loonkosten van het leidinggevend en toezichthoudend personeel, berekend op de wijze van het eerste streepje, indien de aanvrager minder dan 10 werknemers heeft;
de kosten van aangeschafte machines en apparatuur, gebaseerd op de historische aanschafprijzen, of de aan het project toe te rekenen lease-termijnen, exclusief financieringskosten en winstopslagen bij transacties binnen een groep, tot een maximum van 50% van de historische aanschafprijzen of van de in totaal verschuldigde lease-termijnen;
kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;
kosten verbonden aan het verwerven van onroerende zaken indien die kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen of voor inrichtingsactiviteiten van het project, tot een maximum van 50% van de totale subsidiabele kosten;
aan derden verschuldigde kosten voor planvorming indien deze een integraal onderdeel vormen van het project, tot een maximum van 25% van de totale subsidiabele kosten;
aan derden verschuldigde kosten ter zake van studies en onderzoeksactiviteiten en ter zake van de verwerving van kennis en intellectuele eigendomsrechten alsmede ter zake van de bescherming van die rechten, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep;
kosten voor voorlichting over het project tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten; en
reis- en verblijfkosten en kosten van deelname aan symposia tot een maximum van 15% van de in het eerste streepje bedoelde loonkosten;
kosten voor uitvoering van het project door derden;
b.
een forfaitaire opslag voor de algemene kosten van 20% van de in onderdeel a, aanhef en onder het eerste streepje, bedoelde loonkosten, indien de aanvrager 10 of meer werknemers in dienst heeft.
3
Indien de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening geen of minder dan 10 werknemers in dienst heeft, komen de kosten voor de door de aanvrager ten behoeve van het project verrichte arbeid in aanmerking voor een vergoeding van € 18,15 per uur.
4
Eveneens als subsidiabele kosten worden, tot een maximum van € 11.344,51 in aanmerking genomen de kosten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder het zevende streepje, ter voorbereiding van een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 8, indien:
a.
de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag tot subsidieverlening minder dan 25 werknemers in dienst heeft en
b.
de aanvraag tot subsidieverlening is gevolgd door een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 11.
5
De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van de verschuldigde omzetbelasting, indien de aanvrager omzetbelasting niet kan verrekenen met door hem af te dragen omzetbelasting.
6
Eveneens als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen naar het oordeel van de minister onvoorziene kosten tot een maximum van 5% van de in het tweede en derde lid bedoelde subsidiabele kosten.
Artikel
6
1
De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten of zoveel minder als door de aanvrager wordt aangegeven bij de aanvraag tot subsidieverlening.
2
In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 35% en 20% voor onroerende respectievelijk roerende zaken van de kosten, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, aanhef en derde en vijfde streepje, voor innovatieprojecten voorzover die investeringen op landbouwbedrijven inhouden.
3
Indien voor de subsidiabele kosten of een gedeelte daarvan uit anderen hoofde subsidie is of zal worden verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie op grond van deze regeling verstrekt dat de som van de subsidies de in het eerste en tweede lid genoemde percentages niet overschrijdt.
4
In afwijking van het derde lid wordt, indien voor de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, of een gedeelte daarvan door een ander bestuursorgaan dan de minister, subsidie is of zal worden verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie op grond van deze regeling verstrekt dat de som van de subsidies niet meer bedraagt dan 90% van de subsidiabele kosten.
Paragraaf
3
Subsidieverlening
Artikel
7
1
De minister kan per kalenderjaar één of meer aanvraagperioden vaststellen.
2
De minister kan per kalenderjaar of per aanvraagperiode bepalen dat slechts voor bepaalde categorieën innovatieprojecten een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend.
3
De minister kan nader bepalen dat bij de beoordeling, bedoeld in artikel 10, eerste lid, prioriteit wordt gegeven aan bepaalde categorieën innovatieprojecten.
4
De minister maakt de besluiten, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, bekend in de Staatscourant.
Artikel
8
1
De aanvraag tot subsidieverlening voor innovatieprojecten wordt ingediend bij Dienst Regelingen, op een daartoe vastgesteld formulier.
2
De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:
a.
in voorkomend geval, het aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende samenwerkingscontract, met daarin in elk geval een overzicht van de aan het samenwerkingsverband deelnemende natuurlijke en rechtspersonen alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers;
b.
een projectplan, inhoudende een beschrijving van de doelstellingen en achtergronden van het project, de activiteiten, een tijdsplanning van de activiteiten en de wijze van uitvoering; en
c.
een begroting van de kosten en een opgave van de financieringswijze van het project.
Artikel
9
1
Er is een onafhankelijke Beoordelingscommissie vernieuwing landelijk gebied, die tot taak heeft de haar daartoe voorgelegde aanvragen tot subsidieverlening overeenkomstig artikel 10 te beoordelen en hierover advies uit te brengen aan de minister.
2
De beoordelingscommissie bestaat uit een voorzitter, tevens lid, en ten minste drie doch ten hoogste twaalf leden.
3
De minister benoemt op basis van hun specifieke kennis en deskundigheid de voorzitter en de leden van de beoordelingscommissie voor een termijn van drie jaar. Ze zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.
4
De beoordelingscommissie stelt haar werkwijze vast.
5
Het secretariaat wordt gevoerd door door de minister aan te wijzen ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel
10
1
De beoordelingscommissie beoordeelt in welke mate het innovatieproject:
a.
een innovatief karakter heeft;
b.
door samenwerking de betrokkenheid en de participatie van meerdere actoren stimuleert; en
c.
een uitstralingseffect kan hebben voor toepassing door anderen.
2
De beoordelingscommissie kan de minister adviseren een aanvraag tot subsidieverlening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
3
De beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de innovatieprojecten, advies uit aan de minister in de vorm van een rangschikking van de aanvragen waarover de commissie ingevolge het tweede lid niet afwijzend adviseert, waarbij aanvragen:
a.
hoger worden gerangschikt naarmate ze naar het oordeel van de beoordelingscommissie meer voldoen aan de in het eerste lid bedoelde criteria en
b.
die in gelijke mate aan de in het eerste lid bedoelde criteria voldoen, hoger worden gerangschikt indien ze voldoen aan de door de minister ingevolge artikel 7, derde lid, vastgestelde prioriteiten of naarmate de eigen financiële bijdrage aan het innovatieproject procentueel hoger is.
Artikel
11
1
De minister beslist op de aanvragen die in de betrokken aanvraagperiode zijn ingediend. De minister beslist, gezien het advies van de beoordelingscommissie, gelijktijdig op de aanvragen die van een dergelijk advies zijn voorzien.
2
De minister geeft de beschikking tot subsidieverlening binnen vijf maanden na afloop van de aanvraagperiode waarin de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend. Indien deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarop de beschikking tegemoet kan worden gezien.
Artikel
12
Vervallen
Artikel
13
De subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de financiering van het project niet toereikend zal zijn.
Paragraaf
4
Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel
14
1
De subsidieontvanger voert het project uit:
a.
overeenkomstig het projectplan waarop de beschikking tot subsidieverlening betrekking heeft, behoudens goedgekeurde wijzigingen van het project als bedoeld in het tweede lid en
b.
binnen de in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, bedoelde periode, waarbij uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin de ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd, een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering.
2
Wijzigingen in het projectplan gedurende de looptijd van het project zijn toegestaan, mits:
a.
deze geen wijzigingen ten aanzien van de doelstelling van het project betreffen en
b.
deze voorafgaand zijn gemeld aan Dienst Regelingen en zijn goedgekeurd door de minister. De minister deelt de subsidieontvanger mede of en in welke mate de wijziging van het projectplan gevolgen heeft voor de verleende subsidie of voor de bij de verlening van de subsidie vastgestelde verplichtingen.
3
Een wijziging als bedoeld in het tweede lid kan geen verhoging tot gevolg hebben van het bedrag van de subsidie of het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.
4
Indien de projectduur langer dan één jaar is, rapporteert de subsidieontvanger halverwege de projectduur in de vorm van een tussenverslag omtrent de voortgang van het project op een door de minister te bepalen wijze. Dit verslag bestaat ten minste uit een beschrijving van:
a.
de activiteiten die tot dan toe in het kader van het project zijn verricht en
b.
de mate waarin deze activiteiten hebben bijgedragen aan de in het projectplan omschreven doelstellingen.
5
De subsidieontvanger is verplicht de kennis en informatie die met het project worden opgedaan, onmiddellijk na afloop van het project openbaar te maken.
6
De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 5, tweede en derde lid, onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten en de kosten voor eigen arbeid een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording aanwezig is.
Artikel
15
Vervallen
Paragraaf
5
Subsidievaststelling
Artikel
16
1
De aanvraag tot subsidievaststelling wordt binnen vier maanden na afloop van het project ingediend bij Dienst Regelingen, op een daartoe vastgesteld formulier.
2
De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:
a.
een activiteitenverslag dat ten minste bestaat uit een beschrijving van:
de mate waarin de activiteiten hebben bijgedragen aan de in het projectplan omschreven doelstellingen;
de kennis en informatie die bij het project zijn opgedaan, en
de wijze waarop deze kennis en informatie openbaar is of zal worden gemaakt;
b.
een financieel verslag, bestaande uit een rekening en een verklaring van een accountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de in deze regeling gestelde voorwaarden en verplichtingen.
3
De accountant of accountant-administratieconsulent, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, controleert met inachtneming van het in de bijlage bij deze regeling opgenomen controleprotocol.
Artikel
17
De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling.
Artikel
18
Vervallen
Paragraaf
6
Intrekking en wijziging subsidieverlening en -vaststelling
Artikel
19
Vervallen
Artikel
20
Vervallen
Paragraaf
7
Bevoorschotting, betaling en terugvordering
Artikel
21
1
De minister kan de subsidieontvanger op diens verzoek ten hoogste eenmaal per zes maanden voorschotten verlenen.
2
Het totaal van de verleende voorschotten kan nooit meer bedragen dan 80 % van het bedrag waarop de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening ten hoogste kan worden vastgesteld.
3
De aanvraag tot de beschikking tot voorschotverlening gaat vergezeld van een overzicht van de liquiditeitsbehoefte.
Eén jaar na inwerkingtreding en voorts iedere drie jaar wordt een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, J.J. vanAartsen
Bijlage
1
Controleprotocol
Bij de controle, op basis waarvan de rapportage bedoeld in tweede lid van artikel 16 plaatsvindt, dient aan de naleving van de volgende artikelen op de daarbij aangegeven wijze aandacht te worden besteed.
artikel 2, tweede lid: vaststellen dat geen aanvang is gemaakt met de uitvoering van het project voordat de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk was bevestigd.
artikel 4: vaststellen dat de subsidiegerechtigde een natuurlijk of een privaatrechtelijk rechtspersoon, niet opgericht door of vanwege de overheid, is of een geen rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband van natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, die niet zijn opgericht door of vanwege de overheid.
artikel 5, tweede lid: vaststellen dat in de financiële verantwoording van het project opgenomen kosten aantoonbaar zijn gemaakt en betaald en overeenstemmen met de kostencategorieën zoals genoemd in artikel 5, tweede lid.
artikel 5, derde lid: vaststellen dat de kosten voor de door de aanvrager ten behoeve van het project verrichte arbeid, indien de aanvrager geen of minder dan 10 werknemers in dienst heeft, voor een bedrag van € 18,15 per uur in aanmerking zijn genomen.
artikel 5, vijfde lid: vaststellen of, indien van toepassing, de aanvrager terecht kosten met inbegrip van omzetbelasting in aanmerking heeft genomen.
artikel 6, derde lid: vaststellen of de aanvrager voor de subsidiabele kosten niet reeds uit andere hoofde subsidie is of zal worden verstrekt, zodat de som van de subsidies de in het eerste en tweede lid genoemde percentages niet overschrijdt.
artikel 6, vierde lid: vaststellen of, indien de aanvrager voor de subsidiabele kosten door een ander bestuursorgaan dan de minister een subsidie is of zal worden verstrekt, het totale subsidiebedrag niet meer bedraagt dan 90 % van de subsidiabele kosten.
artikel 14, eerste lid, onderdeel a: vaststellen dat de subsidieontvanger het project overeenkomstig het projectplan heeft uitgevoerd, behoudens goedgekeurde wijzigingen van het project.
artikel 14, eerste lid, onderdeel b: vaststellen dat de uitvoering van het project, onverlet de in het projectplan opgenomen tijdsplanning, in ieder geval is uitgevoerd binnen een tijdsduur van vijf jaar en dat uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de aanvrager is bevestigd een aanvang is gemaakt met de uitvoering van het project.
artikel 14, tweede lid: vaststellen dat gedurende de looptijd van het project in het projectplan aangebrachte wijzigingen vooraf zijn gemeld aan Dienst Regelingen en zijn goedgekeurd door de minister.
artikel 14, vierde lid: vaststellen of de in het evaluatieverslag opgenomen informatie toereikend is.
artikel 14, zesde lid: vaststellen dat de subsidieontvanger een zodanig ingerichte administratie voert dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 5, tweede en derde lid onderscheiden kostensoorten; voorts vaststellen dat ter zake van de loonkosten en de kosten van eigen arbeid er een door middel van een sluitende tijdschrijving vastgestelde urenverantwoording aanwezig is.
artikel 5, vierde lid: vaststellen dat de kosten genoemd in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, onder 7 voor maximaal € 11.344,51 in aanmerking worden genomen en alleen indien de aanvrager op het tijdstip van het indienen van de aanvraag minder dan 25 werknemers in dienst heeft.
artikel 16, tweede lid, onderdeel b: vaststellen of de financiële verantwoording van het project voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen.
artikel 17, tweede lid: vaststellen of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend ook geheel hebben plaatsgevonden; voorts vaststellen of de subsidieontvanger heeft voldaan aan eventueel andere door de minister opgelegde verplichtingen zoals bedoeld in artikel 14, zevende lid.
artikel 21, derde lid: vaststellen dat de in ter verkrijging van voorschotten ingediende overzichten van de liquiditeitsbehoefte opgenomen informatie toereikend is.
Onder normale aandacht wordt verstaan: controle met een diepgang die gebruikelijk is voor het afgeven van een accountantsverklaring bij een verantwoording.
Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. In dit geval moet dus verder worden gegaan dan normaal bij een controle van een verantwoording.
Aan de niet genoemde artikelen behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat, teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten, kennisneming van deze overige artikelen noodzakelijk is.
De minister behoudt zich het recht voor om de Accountantsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een review te laten uitvoeren op de door de accountant van de aanvrager, aan wie de subsidie ingevolge de Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied is verleend, verrichte werkzaamheden.
Tekst accountantsverklaring, als bedoeld in artikel 16, tweede lid
goedkeurende verklaring: ...
Wij hebben de bijgevoegde financiële verantwoording inzake het project (naam project) over de periode van ... tot ... met betrekking tot de subsidieverlening in het kader van de Stimuleringsregeling vernieuwing landelijk gebied van (naam instelling/persoon) te (zetel/woonplaats) gecontroleerd. De financiële verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van (de leiding van naam instelling/naam persoon). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording te verstrekken.
Voor het onderhavige project is met brief van Dienst Regelingen, kenmerk (nummer) d. d. (datum) een subsidie verleend tot een maximum van f (bedrag).
Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en overeenkomstig de aanwijzingen die de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in het controleprotocol, behorende bij vorenbedoelde ministeriële regeling, heeft gegeven met betrekking tot de controle op de naleving van de subsidiebepalingen. Volgens de richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de financiële verantwoording. Voorts is aanvullend specifieke aandacht besteed aan de in vorenbedoeld controleprotocol aangegeven aspecten. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Wij zijn van oordeel dat de financiële verantwoording voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen.
Tevens delen wij mede dat de in het controleprotocol genoemde subsidiebepalingen zijn nageleefd.