Wet van 12 juni 1997 tot wijziging van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel in verband met de invoering van de regeling van flexibel pensioen en uittreden voor het personeel bij de overheid en het onderwijs

Wijzigingswet Wet kaderregeling vut overheidspersoneel (invoering regeling flexibel pensioen en uittreden voor het personeel bij de overheid en het onderwijs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel te wijzigen zo dat de overheidswerknemers in de zin van de Wet privatisering ABP die niet behoren tot het personeel bij de overheid en het onderwijs, uitzicht behouden op de basisuitkering ingevolge de regeling van flexibel pensioen en uittreden, welke regeling geldt voor het personeel bij de overheid en het onderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL

I

Wijzigt de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel.

ARTIKEL

II

De regels, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, zoals die regels luidden op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijven na dat tijdstip van toepassing op een instelling en haar personeel waarvan het gezag of bestuur vóór dat tijdstip een besluit heeft genomen als bedoeld in het eerste lid van het genoemde artikel 5.

ARTIKEL

III

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 1997 dan wel indien zij wordt geplaatst in het Staatsblad waarvan de datum van uitgifte is gelegen na 30 maart 1997, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager