Artikel
1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a.
wet: Diergeneesmiddelenwet;
-
b.
communautaire regelgeving: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 189 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische gemeenschap (Trb. 1957, 91) ter zake van het in de handel brengen van diergeneesmiddelen en de daarmee verband houdende onderwerpen;
-
c.
richtlijn 96/23/EG richtlijn: 96/23/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG L 125);
-
d.
landbouwhuisdieren: als huisdier gehouden runderen, varkens, schapen, geiten, eenhoevigen, pluimvee en tamme konijnen, alsook wilde dieren van genoemde soorten en wilde herkauwers voor zover zij op een bedrijf worden gehouden;
-
e.
aquicultuurdieren: levende vissen en schaal- en weekdieren die afkomstig zijn van een bedrijf, met inbegrip van voor een bedrijf bestemde dieren die oorspronkelijk in het wild leefden;
-
f.
fabrikant: degene die ingevolge artikel 21 van de wet een vergunning heeft voor het bereiden van diergeneesmiddelen.