Regeling bloed- en urineonderzoek

De Minister van Justitie,
Gelet op artikel 163, vijfde, achtste, negende en tiende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 13, 18, 19, 21 en 22 van het Besluit alcoholonderzoeken;

Besluit:

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

het besluit: het Besluit alcoholonderzoeken;

bloedafname: het afnemen van een hoeveelheid bloed ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Scheepvaartverkeerswet of artikel 2.12, derde lid, onderdeel b, van de Wet Luchtverkeer;

het Gerechtelijk Laboratorium: het Gerechtelijk Natuurwetenschappelijk Laboratorium van het Ministerie van Justitie;

de politie: de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993. Onder de politie wordt voor de toepassing van deze regeling mede verstaan een ambtenaar van het Wapen der Koninklijke Marechaussee.

Artikel

2

Als ambtenaren, bedoeld in artikel 163, vijfde, achtste en negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 28a, zesde, negende en tiende lid, van de Scheepvaartverkeerswet en artikel 11.6, vijfde, achtste en negende lid, van de Wet Luchtverkeer, worden aangewezen de ambtenaren van politie, benoemd in schaal 8 of hoger.

Zij oefenen, voor zover zij geen hulpofficier van justitie zijn, de hun toegekende bevoegdheid niet uit indien een hulpofficier van justitie beschikbaar is.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

De bepaling van het alcoholgehalte van het bloed of de urine geschiedt door het Gerechtelijk Laboratorium.

Artikel

9

Het alcoholgehalte wordt bepaald volgens een enzymatische of gaschromatografische methode, zoals beschreven in bijlage 1 bij deze regeling.

Zo nodig wordt meer dan één van deze methoden toegepast.

Artikel

10

Op de overeenkomstig artikel 9 verkregen uitkomsten wordt een correctie-aftrek toegepast die driemaal de theoretische standaardafwijking bedraagt, vastgesteld op de wijze beschreven in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel

11

Na onderzoek wordt het deel van het monster dat bestemd is voor een eventueel tegenonderzoek, bewaard bij een temperatuur lager dan -10° Celsius.

Artikel

12

Voor de aanvrage van het onderzoek ter bepaling van het alcoholgehalte van bloed of urine door de politie, de verklaring van de arts aan wie de bloedafname was verzocht en de rapportage door het Gerechtelijk Laboratorium, wordt gebruik gemaakt van een formulier vastgesteld door het Gerechtelijk Laboratorium.

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

14

Het Gerechtelijk Laboratorium bewaart het voor tegenonderzoek bestemde deel van het monster gedurende een jaar, te rekenen vanaf de datum van de bloedafname of het verzamelen van de urine.

Artikel

15

Met de in deze regeling bedoelde apparatuur en onderzoeksmaterialen worden gelijkgesteld apparatuur en onderzoeksmaterialen, die rechtmatig zijn geproduceerd of in de handel zijn gebracht in een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is geproduceerd in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en die ten minste aan gelijkwaardige technische eisen voldoen.

Artikel

16

Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten krachtens de Regeling bloed- en urineonderzoek (Stcrt. 1987, 187) vastgestelde besluiten op deze regeling.

Artikel

17

De Regeling bloed- en urineonderzoek (Stcrt. 1987, 187) wordt ingetrokken.

Artikel

18

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bloed- en urineonderzoek.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Justitie, Schedeldoekshaven 100, Den Haag.

’s-Gravenhage,
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager.